Arie Slob

Geachte heer Slob (open brief)

Blog
Jan Dijsselbloem
10/11/2020

Geachte heer Slob,

Uw recente uitspraken over het afkeuren van homoseksualiteit, maar het desalniettemin creëren van veilige scholen, is bij velen, zoals u ondertussen reeds gemerkt zult hebben, verkeerd gevallen. Daar bovenop komt het eerdere bericht (uit september 2019) dat u onderzoek wilt of wilde laten doen naar de (mate van) veroordeling van homoseksualiteit binnen Islamitische scholen.

Schijnbaar vindt u het acceptabel dat mensen, die zich aangetrokken voelen tot mensen van andere geslachten dan u (en uw bredere Christelijke visie) klassiek gezien als de norm stelt, worden afgekeurd en afgewezen, en dat hun gevoelens bovendien klaarblijkelijk niet toelaatbaar en acceptabel dienen te worden geacht. Toch vindt u daarnaast dat we ze niet met pek en veren (of wat er mogelijk volgens u in de ‘over de schreef gaande’ lesboeken staat) mogen besmeuren.

Wat u, met uw huidige uitspraken bewerkstelligt, is de creatie van een tweespalt binnen een maatschappij in een wereld die het meer dan ooit nodig heeft om tot elkaar te komen.

U balanceert hiermee op een koord tussen twee valleien, wat mij doet denken aan de situatie waarin de Nederlandse staat, ruim gemeten, een eeuw geleden verkeerde, toen vrouwen nog geen kiesrecht genoten, maar toen men wel al tot het inzicht was gekomen dat menstruerende vrouwen schuwen een faux pas was, waarin de bijbel zich misschien toch wat onpragmatisch opstelde (neem bijvoorbeeld Leviticus 15 vers 19:25 – u kent het vast).

We leven, beste mijnheer Slob, ruim een eeuw na dato, in een wereld die dermate geglobaliseerd is – zowel door technologische ontwikkelingen als maatschappelijk voortschrijdende inzichten – dat we een veel gelijkere, verder geëmancipeerde samenleving genieten dan ooit tevoren, eentje waarin we desalniettemin pas de eerste stappen naar daadwerkelijke gelijkheid hebben gezet. De hegemonie van de witte man neemt af en (veel te) langzaam vormt er zich een egalitaire participatiesamenleving waarin iedereen meetelt, meedenkt en meebeslist, ongeacht geslacht, geloof, geaardheid, beperking, afkomst, et cetera.

Wat u, met uw huidige uitspraken – en voorgenomen inspecties – bewerkstelligt, is de creatie (of de verruiming) van een tweespalt binnen een maatschappij in een wereld die het meer dan ooit nodig heeft om tot elkaar te komen. Enerzijds duwt u vanuit uw Christelijke visie de Islam in het verdomhoekje door te zeggen dat zíj ‘over de schreef’ gaan wat betreft lesstof over homoseksualiteit, anderzijds duwt u ook hen, die niet binnen uw klassieke Christelijke beeld van geaardheid passen, in het tegenovergestelde verdomhoekje, omdat zij – van u – mogen worden afgekeurd.

Bijna twee decennia na dit besluit zou er niet eens meer opgekeken moeten worden wie wiens hand consciëntieus en bij elkaars mondigheid vasthoudt.

Tevens duwt u de aanhang van uw eigen religieuze visie verder weg van hen met andere levensvisies en -opvattingen. U maakt het voor geen enkele partij makkelijk, zelfs onmogelijk, om bredere acceptatie en gelijkheid te verwezenlijken. Zelfs voor de atheïst, die vanaf de zijlijn meekijkt en ziet hoe de spagaat tussen de archaïsche Christelijke en Islamitische visie (en andere religieuze visies) wordt uitgerekt, is het lastig om zich niet af te zetten tegen dergelijke denkwijzen als de uwe.

Het creëren van een veilige schoolsituatie wordt door uw opmerkingen en voornemens extra bemoeilijkt. Dat niet alleen, u maakt het bovendien lastig om diegenen dichter bij elkaar te brengen die soms zo ver uit elkaar líjken te staan. U creëert verdeeldheid en duwt met uw uitspraken het bredere gevolg van de Islam én het Christendom verder weg van de norm die in het jaar 2001 reeds wettelijk is vastgesteld: homoseksualiteit is geaccepteerd. Sterker nog, bijna twee decennia na dit besluit zou er niet eens meer opgekeken moeten worden wie wiens hand consciëntieus en bij elkaars mondigheid vasthoudt. Maar wellicht schrijf ík dat als verder weggeduwde atheïst vanuit de coulissen van de samenleving.

Mijn oproep aan u, zeker als Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs, is dan ook om geen verdere verdeeldheid te zaaien, maar om naar de verzoening te zoeken, in het bijzonder omdat u een bepalende rol vervult met betrekking tot de ontwikkeling van jongeren, en daarmee koers zet voor de maatschappij van morgen.