Karl Popper

De echte paradox van Popper

5 minutes to read
Column
Jan Blommaert
01/02/2018

In zijn klassieker De Open Samenleving en Haar Vijanden beschreef Karl Popper een "paradox van de tolerantie". Hij publiceerde het boek in 1945 als een waarschuwing gericht aan democratische (of "open") samenlevingen, die net geconfronteerd waren met het totalitaire systeem van het fascisme en nu het totalitaire Sovjet-systeem naast zich zagen staan. De paradox van de tolerantie formuleerde hij zo:

"Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie."

Geherformuleerd: wanneer we als democratische samenleving geconfronteerd worden met intolerantie - en dat uit zich bij voorbeeld in het afwijzen van rationele argumenten ten voordele van doctrinaire slogans of verbaal en ander geweld - dan heeft die democratische samenleving het recht, zelfs de plicht, om zich daar tegenover intolerant op te stellen. Doet ze dat niet, dan is ze tot de ondergang gedoemd. Tolerantie is tegelijk een van de mooiste en meest waardevolle eigenschappen van een open samenleving, en de achilleshiel ervan - hier is de paradox. Het onderscheid tussen tolerante tegenstrevers en intolerante moet dan ook te allen tijde gemaakt en bewaakt worden.

Tolerantie is tegelijk een van de mooiste eigenschappen van een open samenleving, en de achilleshiel ervan.

Zoals zo vaak gaan prachtige uitspraken zoals deze snel een eigen leven leiden. Vandaag wordt de paradox van Popper bijzonder vaak ingeroepen door de meer belezen stemmen in het publieke debat als argument voor een repressieve aanpak van wat men moslimfundamentalisme noemt. Omwille van het tolerante karakter van de democratie, zo klinkt het, moeten bepaalde strekkingen en interpretaties van de Islam verboden worden, moeten de volgelingen ervan als gevaarlijk (of "criminogeen") worden beschouwd, mag men de organisaties die deze leer zouden aanhangen aan grondige veiligheidsinspecties en constante surveillantie onderwerpen, mag men individuen die men tot die strekking rekent de toegang tot het land ontzeggen of ontnemen, mag men hun elementaire burgerlijke vrijheden afnemen, en mag men uitzonderingswetten en -maatregelen nemen om dit gevaar een halt toe te roepen.

De feitelijke basis waarop dit soort ingrepen worden geplaatst is vaak nogal warrig. Er is uiteraard het veiligheidsaspect - het gevaar voor terreur en geweld dat uitgaat van dat soort organisaties en strekkingen. Wanneer we Poppers criteria hanteren dan is dit een rationeel argument dat irrationeel wordt toegepast. Jazeker, er is een risico dat dergelijke aanslagen kunnen gebeuren; maar neen, dat risico is niet groot, wanneer we ons (Popper indachtig) op de barre statistische feiten baseren. Het is in feite zo klein dat we de vraag naar de proportionaliteit van de respons erop moeten blijven stellen. Ja hoor, veiligheid is uiterst belangrijk. Maar die veiligheid wordt niet verzekerd door een uitgeholde en wankele rechtsstaat.

Er is echter nog een tweede en interessanter type argument. "Intolerant" zijn daarin al diegenen die wetenschap afwijzen als superieure kennisvorm. Vermits de Moslims die men in gedachten houdt de evolutietheorie van Darwin verwerpen, zijn ze intolerant. Meer nog: die evolutietheorie blijkt in grote delen van de Moslimwereld onbekend te zijn. En dat zorgt ervoor dat sommige opiniemakers héél dat deel van de wereld als "achterlijk" te bestempelen. In die Moslimwereld heeft men, nog volgens sommigen, nooit de fase van de Verlichting bereikt, en Moslims hebben daardoor de trein van de rationaliteit geheel gemist. Daardoor zijn ze onvermijdelijk intolerant, en tegen zoiets hebben we dan ook het recht, zelfs de plicht, zelf intolerant te zijn.

Wie dit soort van argumenten rationeel onderzoekt komt nogal vaak tot de conclusie dat ze in verregaande mate irrationeel zijn.

Wie dit tweede type argumenten rationeel onderzoekt komt nogal vaak tot de conclusie dat ze in verregaande mate irrationeel zijn. Er wordt zonder feitenbasis veralgemeend dat het een lieve lust is, stereotypen en botte versies van evolutionisme halen het moeiteloos op een nuchtere kijk op de realiteit, voorgekauwde slogans worden als empirische waarnemingen verpakt, en de confrontatie met rationele tegenargumenten wordt zondermeer weggewuifd. Deze argumenten worden ook zonder scrupules selectief gehanteerd, waardoor allerhande vergelijkingen die zich - rationeel - opdringen niet worden gemaakt. Men vermijdt in de eerste plaats de vergelijking met onze eigen samenlevingen, die in die kritiek op Moslims gemakkelijkheidshalve worden voorgesteld als perfect afgewerkte producten van de Verlichting. In pleidooien voor een hoofddoekenverbod, bijvoorbeeld, verklaart men dat die hoofddoek niet past in een samenleving zoals de onze waarin mannen en vrouwen gelijk zijn en iedereen respect geniet. Waarna de #MeToo golf ons duidelijk maakt dat we de eigen samenlevingen fors overschatten wanneer het op feitelijke gendergelijkheid en wederzijds respect aankomt.

Dat zijn allemaal dingen waarvan Popper zei dat ze dreigingen waren voor de open samenleving, terwijl ze worden gehanteerd als verdediging van die open samenlevingen. En zo zien we hier hoe dit soort van interpretaties van de paradox van Popper een leemte inhouden, die nu om invulling schreeuwt.

Popper zei dat we niet tolerant mochten zijn tegenover intolerantie. Maar hij zei niet dat we mochten ophouden een open samenleving te zijn. Preciezer nog: wanneer we in onze intolerantie tegenover intolerantie de grote beginselen van de open samenleving opgeven of nietig verklaren, dan hebben we de paradox evengoed bevestigd dan wanneer we aan onze te gulle tolerantie ten onder zouden zijn gegaan. Wanneer we in de strijd tegen intolerantie worden zoals onze tegenstrever, dan wint die laatste.

Popper zei dat we niet tolerant mochten zijn tegenover intolerantie. Maar hij zei niet dat we mochten ophouden een open samenleving te zijn.

Betekent dit dan dat we "alles maar blauw-blauw moeten laten"? "Moeten toegeven" of zaken "straffeloos laten"? Ons "niet mogen verdedigen"? Nee hoor, integendeel. Maar neem Popper even ter hand: er zijn heel veel vormen van verdediging - héél effectieve verdediging - beschikbaar binnen een open samenleving. Wie Popper inroept moet recht doen aan zijn opvattingen. Intolerant zijn tegenover intolerantie houdt in dat we - in de geest van Popper - redelijk en rechtvaardig blijven, onze eigen irrationaliteit nooit tot leidraad van ons handelen maken, en op die manier de eigenschappen van de open samenleving versterken, niet verzwakken. Precies een versterkte consensus over de openheid van de samenleving is haar beste verdediging.

Uit Poppers boek spreekt tegelijk een groot idealisme in verband met democratische systemen zoals de onze, en een groot realisme. Het idealisme zien we in zijn nadruk op de grote waarden die dat systeem z'n karakter geven; zijn realisme komt voort uit de ontnuchterende ervaring van de Tweede Wereldoorlog, waarin de fatale zwakten van democratieën de overwinning van het fascisme mogelijk maakten. Die democratie moet dan ook in haar geheel goed werken, en goed blijven werken, ook wanneer ze onder druk staat van totalitaire krachten. Men kan niet rationeel zijn tegenover de ene en irrationeel tegenover de andere; en men kan geen mensenvriend zijn voor sommigen, en mensenhater voor anderen. Men kan de gelijkheidsgedachte niet van voetnoten voorzien, en men kan de burgerlijke vrijheden van mensen niet laten afhangen van het feit of we het met die mensen eens zijn of niet. Kortom, het geheel moet werken en blijven werken.

De echte paradox van Popper, en meteen ook de vertaling van de grote bezorgdheid die hij in zijn klassieker uitdrukte, is deze. Wie in de verdediging van de open samenleving die samenleving schaadt, die behoort tot de vijanden ervan.