We moeten allemaal feminist zijn

Chimamanda Ngozi Adichie als publieke intellectueel

20 minutes to read
Paper
Iris Cuppen
15/06/2016

 

Hoewel Chimanda Ngozi Adichie begon als schrijfster, is ze zich steeds meer gaan manifesteren als publieke intellectueel. Sinds ze haar lezing We should all be feminists (2012) gaf is het hek van de dam. In dit artikel wordt onderzocht hoe zij haar voorkomen en imago vormgeeft binnen het publieke debat.

 

Inleiding

In 2010 werd Chimamanda Ngozi Adichie (1977) benoemd tot een van de twintig belangrijkste schrijvers onder de veertig door The New Yorker. In 2013 werd ze opgenomen in de top 100 Leading Global Thinkers door het prestitieuze magazine Foreign Policy. Bij het grote publiek is ze voornamelijk bekend door bestsellers als Purple Hibiscus (2003) en Americanah (2013). 

Voor vele jonge Westerse lezers zijn Adichies toegankelijke romans de eerste echte kennismaking met de Afrikaanse geschiedenis en cultuur. James Copnall beschreef Adichie in zijn stuk Steak Knife (2011)dat gepubliceerd werd in The Times Literary Supplement, als ‘the most prominent of a procession of critically acclaimed young anglophone authors [that] is succeeding in attracting a new generation of readers to African literature’

Daarnaast heeft ze inmiddels een celebrity status verworven door haar veelbesproken publieke optredens. Hierin propageert ze niet alleen het belang van literatuur, maar spreekt ze ook over politieke onderwerpen als feminisme en gendergelijkheid. In 2012 was ze de jongste spreker ooit op de jaarlijkse Commonwealth lezing, waar ze sprak over de helende kracht van fictie. De TEDtalk The danger of a singe story (2009), is meer dan een miljoen keer bekeken en gaat in op het gevaar van stereotypes. In deze TEDtalk passeren onder meer de Westerse vooroordelen over Afrika de revu

In 2012 gaf ze, wederom tijdens een TEDconferentie, de lezing We Should All Be Feminists. In deze speech gaat ze in op het hedendaagse feminisme aan de hand van persoonlijke verhalen en anekdotes. Geluidsfragmenten van deze lezing werden versneden in het nummer***Flawless (2013) van Beyoncé, dat in 104 landen op nummer 1 stond in de iTuneslijst. Op Amazon steeg Adichie's boek Americanah, mede door dit nummer, in een maand tijd van de 861ste naar 179ste plaats. In 2014 verscheen We Should All Be Feminists in essayvorm. Deze uitgave werd eind 2015 in Zweden gratis uitgedeeld aan alle zestienjarigen en is daar opgenomen als standaardwerk voor het hedendaagse feminisme.

Ze beschrijft zichzelf simpelweg als verhalenverteller, maar velen bestempelen haar als invloedrijke intellectueel. 

Adichie beschouwt zichzelf als Nigeriaans schrijver, maar ontwikkelde haar schrijverschap voornamelijk in de Verenigde Staten. Haar werk is geworteld in de Afrikaanse geschiedenis, maar haar onderwerpen zijn verweven met de Westerse cultuur. Hierdoor lijkt ze in staat te een internationale status te verwerven als schrijver, zonder haar eigen achtergrond uit het oog te verliezen. Ze beschrijft zichzelf simpelweg als verhalenverteller, maar velen bestempelen haar als invloedrijke intellectueel. 

Haar voorkomen is kalm, haar optredens zijn zelfverzekerd, haar romans zijn handzaam maar gelaagd, haar speeches ogenschijnlijk eenvoudig. Waar haar taal toegankelijk en vloeiend is, zijn haar ideeën complex en doordacht. Onder haar luchtige toon, droge humor en vriendelijke voorkomen schuilen krachtige betogen. Ze wisselt persoonlijke anekdotes vloeiend af met universele problemen en verbindt deze met humor en helder taalgebruik. Hiermee neemt ze een bijzondere positie in, waardoor haar ideeën een groot publiek bereiken en veel verder reiken dan haar romans. 

In dit essay wordt deze positie onderzocht en geanalyseerd. Op welke manieren manifesteert Chimamanda Ngozi Adichie zich als schrijver binnen het publieke debat? Op welke momenten overschrijdt ze het schrijverschap en neemt ze de rol van publiek intellectueel op zich in datzelfde debat?

Writers as public intellectuals

Om deze vragen te beantwoorden wend ik me tot Writers as public intellectuals - Literature, Celebrity, Democracy (2016) van Odile Heynders, die in haar boek een blik werpt op verschillende auteurs die de rol van publieke intellectueel vervullen in de samenleving van vandaag. Ze focust zich op schrijvers die zich door middel van literaire strategieën, zowel binnen als buiten de literatuur, uitlaten over maatschappelijke ontwikkelingen of problemen. 

De defnitie van Heynders van de publieke intellectueel zal in dit essay als kader gebruikt worden om Adichies rol als schrijver én denker in het publieke debat te kunnen bepalen. Daarnaast worden de retorische technieken van Adichie geanalyseerd, met een focus op haar bekendste en meeste gedeelde speech We Should All Be Feminists. In deze speech zet ze haar schrijverschap in om haar standpunten te verdedigen als feministe. In overeenstemming met de theorie van Heynders, wordt bepaald of Adichie de rol van publieke intellectueel op zich neemt door zich op een bepaalde manier te verhouden tot hedendaagse maatschappelijke kwesties en daarbij de kracht van retorica te gebruiken om haar standpunten geloofwaardig over te brengen. Ook wordt de context waarin Adichies werk zich bevindt - zowel binnen als buiten intellectuele kringen - besproken, om grip te krijgen op de invloed die ze heeft op het publieke debat.

Heynders onderzoekt in Writers as public intellectuals (2016) de transformatie van de (artistieke) publieke intellectueel en de invloed van ‘celebrity culture’ op de schrijf- en denktradities van deze intellectueel. In het eerste hoofdstuk bespreekt ze de verschillende definities die aan de term ‘publieke intellectueel’ zijn toegeschreven en hoe dit fenomeen zich heeft ontwikkelt door de jaren heen. Als eerste verandering noemt ze de toevoeging van het woord ‘public’ aan de intellectueel: ‘interchanging with ‘celebrity’ or ‘media’, [public] points to the activities of translation, mediation and the popularisation of ideas, aimed at a wider outreach and communication’ (Heynders, 2016: 4). 

De publieke intellectueel richt zich niet alleen op andere intellectuelen, maar bereikt een publiek dat groter is dan de intellectuele wereld.

De publieke intellectueel richt zich niet alleen op andere intellectuelen, maar bereikt een publiek dat groter is dan de intellectuele wereld. Heynders stelt vast dat de positie van de intellectueel daardoor getransformeerd is van een onafhankelijke, rationele en overzichtelijke positie, naar een positie vanuit het publiek. Heynders is zich bewust van het paradoxale karakter van deze nieuwe positie:

‘ While the unique and defining characteristic of intellectuals is that they take a stand and deliver critique from either a universal (…) or a more private (…) point of view, public intellectuals by the very fact of their having to present their ideas to a broader public are also forced to popularise ideas in order to make them accessible to the audience as well as attractive to the media’ (Heynders, 2016: 9).

Waar intellectuelen als Pierre Bourdieu en Jürgen Habermas zich pessimistisch uitlieten over deze verandering, nuanceert Heynders deze blik door een positief licht te werpen op de mogelijkheden die nieuwe media intellectuelen bieden om zich te uiten, en de manieren waarop zij zo een nieuwe, ‘verticale’ relatie kunnen aan gaan met een groter publiek (2016: 12). Heynders focust op intellectuelen die een artistieke achtergrond hebben als gerenommeerd auteur, ‘who by self-fashioning try to convince an audience and in doing so intentionally appear on various media platforms using a specific style and voice’ (2016: 15). 

Door vast te stellen dat literatuur nog steeds de belangrijkste motor is van de publieke, intellectuele wereld, sluit ze zich aan bij Jean-Paul Sartre die de creatieve schrijver ‘at the heart of the category of the intellectual’ plaatste (Collini, 2009: 265, geciteerd door Heynders, 2016: 18). Met verschillende case-studies wil Heynders bewijzen dat auteurs door middel van literaire technieken en strategieën een nieuwe blik kunnen werpen op de maatschappij en zo in staat zijn de rol van intellectueel te vervullen in het publieke debat. Ze eindigt het hoofdstuk door een hermeneutisch kader (tabel 1.1) aan de discussie toe te voegen dat, volgens haar, alle facetten van de hedendaagse, publieke intellectueel omvat (2016: 21).


 

In dit essay zal dit kader overgenomen worden om te bepalen of Adichie tot de publieke intellectuelen behoort die Heynders beschrijft. Om de eerste twee criteria te analyseren wordt een korte biografie van Adichie geschetst om meer inzicht te krijgen in haar culturele autoriteit en de sociale en culturele context waarin haar werk wordt ontvangen. Om de laatste twee criteria te onderzoeken worden de retorische en esthetische aspecten van de speech We Should All Be Feminists geanalyseerd.

 

 

 

Chimamanda Ngozi Adichie als publieke intellectueel 

Culturele autoriteit

Chimamanda Adichie’s eerste ontmoeting met de (Westerse) literatuur was in Nigeria, waar ze opgroeide als dochter van twee academici. Haar vader was een professor in de statistiek op de Universiteit van Nigeria, waar ook haar moeder werkzaam was als (eerste vrouwelijke) secretaris. 

Door de nasleep van de kolonisatie waren er op de universiteit voornamelijk Engelse en Amerikaanse boeken beschikbaar. In haar TEDtalk over nationale identiteit, The Dangers of a Single Story (2009), beschrijft Adichie hoe ze geïnspireerd raakte door de vreemde wereld die in deze boeken beschreven werd en hoe deze haar eerste verhalen beïnvloedde: ‘All my characters were white and blue-eyed. They played in the snow. They ate apples. And they talked a lot about the weather, how lovely it was that the sun had come out’. 

Ze studeerde anderhalf jaar medicijnen op de universiteit waar haar ouders werkten, voordat ze op negentienjarige leeftijd naar de Verenigde Staten vertrok om daar communicatie en politicologie te studeren. Ze studeerde summa cum laude af aan de Eastern Connecticut State University en haalde vervolgens in 2001 haar masterdiploma in creatief schrijven aan de Johns Hopkins University in Baltimore. 

In 2003 verscheen Adichie’s eerste roman, Purple Hibiscus, die werd genomineerd voor de Orange Fiction Prize (2004) en haar vervolgens de Commonwealth Writers’ Prize for Best First Book (2005) opleverde. Haar tweede roman, Half of a Yellow Sun (2006)speelt zich af net voor en tijdens de Biafra-oorlog in Nigeria en werd bekroond met de Orange Prize in 2007. Chinua Achebe, schrijver van Things Fall Apart (1958) en ook wel ‘de vader van de Afrikaanse literatuur’ genoemd, noemde Half of a Yellow Sun een belangrijk werk voor de hedendaagse Afrikaanse literatuur. ‘We do not usually associate wisdom with beginners,’ schreef hij, ‘but here is a new writer endowed with the gift of ancient storytellers. Chimamanda Ngozi Adichie knows what is at stake, and what to do about it. She is fearless, or she would not have taken on the intimidating horror of Nigeria’s civil war’ (Adichie, 2012). 

Adichie schreef de roman tijdens haar fellowship aan Princeton University in 2005-2006. Twee jaar later haalde ze  een tweede master in African Studies aan Yale university en kreeg vervolgens the MacArthur Fellowship in 2008. In de periode 2011-2012 was ze fellow aan Harvard University, waar ze haar derde, en wederom bejubelde, roman Americanah (2013) afrondde. Inmiddels woont en werkt ze afwisselend in de Verenigde Staten en Nigeria, waar ze onlangs een writers’ workshop opzette voor getalenteerde, Afrikaanse schrijvers.

Heynders definieert cultural authority als ‘the prestige based on an (academic) education or specialisation, but it can also refer to artistic achievements, to a body of work’ (2016: 22). In overeenstemming met deze definitie kunnen we Adichie’s cultural authority bevestigen. Niet alleen heeft ze een indrukwekkende academische carrière in zowel Nigeria als de Verenigde Staten, ook haar artistieke werk werd meerdere keren bekroond met verschillende prijzen. Wat wellicht wat extra aandacht verdient, is haar populariteit buiten deze academische en elitaire kringen. Na het samplen van haar speech door Beyoncé, bereikten Adichies ideeën over het hedendaagse feminisme een miljoenenpubliek dat haar boeken wellicht nooit had aangeraakt. We Should All Be Feminists is inmiddels 2.871.113 keer bekeken en heeft 17.586 reacties op YouTube. In een speech waarin ze ‘the class of 2015’ van Wellesley’s 137th Commencement Exercises aanspreekt, zegt ze hierover: 

‘I thought it was a very good thing that the word ‘feminist’ would be introduced to a new generation. But I was startled by how many people, many of whom were academics, saw something troubling, even menacing, in this. It was as though feminism was supposed to be an elite little cult, with esoteric rites of membership. But it shouldn’t. Feminism should be an inclusive party. Feminism should be a party full of different feminisms' (Adichie, 2015). 

Ze stimuleert jonge intellectuelen het feminisme uit de ivoren toren van de wetenschap te halen en diversiteit te omarmen.

Ze stimuleert jonge intellectuelen het feminisme uit de ivoren toren van de wetenschap te halen en diversiteit te omarmen. Eerder behandelde ze in haar toegankelijke roman Half of a Yellow Sun, dat met zijn bestsellerstatus onder de noemer populaire fictie valt, de politiek gevoelige Biafra-oorlog. Heynders bespreekt in het laatste hoofdstuk van Writers as public intellectuals (2016) de Turkse schrijfster Elif Shafak (1971), die als voorbeeld dient van een publieke intellectueel die haar ideeën uit in populaire fictie. Volgens Heynders moeten we populaire fictie niet zien als sub-literatuur of als het tegenovergestelde van ‘hoge literatuur’ met de hoofdletter L:

‘I agree that we should get rid of the binaries of high vs. low, subversive vs affirmative, conservative vs. progressive, influental vs negligible and so on, but the terms ‘popular fiction’ as such could also be taken as sobriquet, something that in fact encapsulates new opportunities regarding the interrelationship of readers, text and autor’ (Heynders, 2015: 164). 

Adichie is niet alleen een geroemd denker en schrijver, die besproken wordt in academische colleges en proefschriften, ook modebladen als Vogue en Elle zijn geïnteresseerd in haar. Ze laat zien namelijk zien dat een hoogopgeleide feminist van mode kan houden en dat populaire fictie een perfect podium kan zijn voor het bespreken van grotere, politieke kwesties. In haar roman Americana maakt ze bijvoorbeeld gebruikt van de blog, als zijspoor om haar eigen ideeën en observaties over racisme in de Verenigde Staten een plek te geven, los van de restricties die de personages en het verhaal met zich meebrengen. Ze zegt hierover in een interview met International Authors' Stage: ‘I wanted this novel to also be social commentary, but I wanted to say it in ways that are different from what one is supposed to say in literary fiction (2014)’. 

Adichie’s academische achtergrond en literaire prijzen geven haar de culturele autoriteit om zich te mengen in het publieke debat. De vormen waarin ze dit doet lijken perfect aan te sluiten bij de definitie van de hedendaagse publieke intellectueel die Heynders in Writers as public intellectuals (2016) schetst.

Sociale en culturele context

Op de vraag of Adichie een politiek schrijver is antwoordt ze: ‘I don’t think that all writers should have political roles, but I do think that I, as a person who writes realist fiction set in Africa, almost automatically have a political role. In a place of scarce resources made scarcer by artificial means, life is always political. In writing about that life, you assume a political role’ (Tunca, 2005). Edward W. Said benadrukte: ‘the moment you publish essays in a society you have entered political life; so if you want not to be political, do not write essays or speak out’ (Said geciteerd door Heynders, 2016: 22). 

Dat Adichie zich wel degelijk uitspreekt, moge duidelijk zijn. Met haar romans, maar ook met haar lezingen, snijdt ze historische, politieke of maatschappelijke onderwerpen aan die een groot publiek aangaan. Ze is een van de weinige Afrikaanse schrijfsters die over de cultuur en politiek van haar geboorteland schrijven en tegelijkertijd gelezen worden door een voornamelijk Westers publiek. Toch lijkt Adichie zich vooral te richten op het Afrikaanse publiek. De speech We Should All Be Feminists vond plaats tijdens de TEDxEuston conferentie, die in het teken stond van de toekomst van het Afrikaanse continent. Het publiek dat haar lezing live bijwoonde was voornamelijk van Afrikaanse afkomst en had andere ideeën over het feminisme dan haar Amerikaanse fans. 

In de inleiding van het essay We Should All Be Feminists schrijft Adichie: ‘And so that evening as I stood onstage, I felt as though I was in the presence of family – a kind and attentive audience, but one that might resist the subject of my talk. At the end, their standing ovation gave me hope’ (2014: 4). In de speech wisselt ze anekdotes uit haar jeugd af met situaties die haar nog dagelijks overkomen. Ze richt zich vooral op de situatie in Nigeria, waar vrouwen meestal niet eens begroet worden. 

Toch zit er ook een internationale noodzakelijkheid in haar speech; haar ‘Afrikaanse’ blik voegt namelijk een nieuwe dimensie toe aan het hedendaagse Westerse feminisme. In een interview met de Volkskrant schrijft ze over de eenzijdigheid van het blanke feminisme: 'Feminisme begon als strijd voor kiesrecht, maar eerst alleen voor blanke vrouwen. Toen blanke vrouwen nog niets mochten omdat ze 'delicaat' waren, werden zwarte vrouwen als muilezels gebruikt. Blanke vrouwen streden voor het recht te mogen werken, terwijl zwarte vrouwen zich al kapotwerkten en de huizen van blanke vrouwen schoonmaakten’ (Bossema, 2014). 

Ondanks haar Afrikaanse focus heeft Adichie wel degelijk invloed op het publieke debat, zowel in Afrika als in Europa en de Verenigde Staten.

Dat haar blik invloed heeft op het debat wereldwijd, blijkt uit het feit dat een Zweedse feministische organisatie heeft besloten het essay We Should All Be Feminists (2014) gratis uit te delen aan alle zestienjarigen van het land. In 1862 was Zweden het eerste land dat (een gelimiteerde vorm van) kiesrecht voor ongetrouwde vrouwen invoerde bij lokale verkiezingen. Sindsdien komt het land steevast in de hoogste regionen van feminismeranglijsten voor. Dat dit land Adichie’s speech als standaardwerk beschouwt, bewijst dat ze invloed heeft op het publieke debat, zowel in Afrika als in Europa en de Verenigde Staten. 

Als schrijver en spreker weet ze een taal te spreken die universeel begrepen wordt, terwijl ze haar onderwerpen illustreert met persoonlijke anekdotes over haar jeugd en naasten. Ze weet daarmee bruggen te slaan tussen het persoonlijke en het publieke, iets wat een publieke intellectueel nodig heeft om authentiek en tegelijkertijd ook geloofwaardig te kunnen zijn.

Bemiddelde context van productie en ontvangst

In de opening van de speech We Should All Be Feminists bedankt Adichie haar broertje, die het evenement heeft georganiseerd. Daarna begroet ze in Igbo haar nichtje, dat ook in de zaal zit. Hiermee zet Adichie direct een familiare en informele toon en komt ze haar publiek letterlijk tegemoet. Ze is, ondanks haar status als succesvol schrijver, één van hen, lijkt ze te willen zeggen. Binnen de klassieke retorica wordt dit onderdeel van een speech het exordium genoemd. Hierin zet de spreker zichzelf op overtuigende wijze neer en grijpt daarmee de aandacht van de luisteraar. Het gaat erom dat de spreker zichzelf neerzet als iemand die de moeite van het luisteren waard is. Op rustige wijze vertelt Adichie vervolgens over haar overleden jeugdvriend Okoloma, de eerste persoon ooit die haar een feminist noemde: ‘It was not a compliment. I could tell from his tone, the same tone you would use to say something like, “you are a supportor of terrorism’, aldus Adichie (2012: 1:50). 

Ze wijst, door gebruik te maken van humor, het publiek op de onpopulariteit van het woord ‘feminisme’ en ze introduceert hiermee direct het doel van haar speech: het weerleggen van de negatieve connotatie van het woord. Dat doet ze allereerst door het bestaan van het probleem te erkennen. Zo vertelt ze dat ze tijdens een boekpromotie in Nigeria van een man uit het publiek het advies kreeg om zich geen feminist te noemen. Feministen zouden ongelukkige vrouwen zijn, die er niet in geslaagd zijn een man te zoeken. Ook Adichies progressieve vriend begreep niet waarom ze zichzelf zo nodig feminist moest noemen: ‘I don’t know what you mean by things being different or harder for women. Maybe in the past, but not know’ (2012: 5:57). Om te bendrukken dat deze aanname niet correct is citeert Adichie de eerste Afrikaanse vrouw die de Nobelprijs voor de vrede won, Wangari Maathai:‘The higher you go the fewer women there are’ (2012: 7:35). Nadat Adichie kort de biologische verschillen tussen man en vrouw erkent, valt ze direct het idee aan dat deze verschillen oorzaak zouden zijn van de ongelijke verdeling van macht vandaag de dag:

‘The person more likely to lead is not the physically stronger person, it is the more creative person, the more intelligent person, the more innovative person, and there are no hormones for those attributes. A man is likely as a woman to be intelligent, to be creative, to be innovative. We have evolved, but it seems to me that our ideas of gender have not evolved’ (2012: 8:34).

In dit gedeelte van haar speech haalt Adichie een argument van eventuele tegenstanders aan. Door een juist gebruik van logos haalt ze dit argument onderuit. Binnen de klassieke retorica wordt dit deel van de speech refutation and proof genoemd (Leith, 2012: 83). Daarna schakelt Adichie over op pathos, door aan te geven hoe kwaad ze is en stelt ze dat ‘we’ allen boos zouden moeten zijn. Met deze ‘we’ bedoelt ze Nigerianen en Afrikanen in het algemeen. Ze vraagt hen te dromen van een andere wereld, een eerlijkere wereld. Ze schetst anekdotes over haar eigen leven om het onrecht op een herkenbare manier te illustreren. Het publiek kan zich met haar identificeren, inclusief de mannelijke helft. Zo richt ze zich ook op de druk die mannen ervaren om hun mannelijkheid te bewijzen en hoe deze druk ook weer invloed heeft op hoe vrouwen zich gedragen:  

‘By far the worst thing we do to males, by making them feel that they have to be hard, is that we leave them with very fragile egos. The more ‘hard man’ a men feels compelled to be, the weaker his ego is. And then we do a much greater disservice to girls because we raise them to cater fragile egos of men. We teach girls to shrink themselves, to make themselves smaller. We say to girls, ‘You can have ambition, but not too much. You should aim to be succesful, but not too succesful, otherwise you would threaten the man’ (2012, 12:37).

De schuld van deze scheve verhoudingen geeft Adichie niet aan ‘de man’ of ‘de vrouw’, maar aan de cultuur. Een cultuur die in stand gehouden wordt en dus ook veranderd moet worden door mensen: ‘Culture does not make people. People make culture. So if it is in fact true that the full humanity of women is not our culture, then we must make it our culture’ (2012, 28:02). Dit is een voorbeeld van een syllogisme dat Leith beschrijft als: ‘a way of combining two premises and drawing a fresh conclusion that follow logically on from them’ (2012: 59). Syllogismen zijn een redeneervorm, die binnen een speech gehanteerd kunnen worden als retorisch middel om het publiek te overtuigen van de logica van het gegeven argument. Hiermee kan het publiek aangespoord worden om actie te ondernemen en een verandering te bewerkstelligen.  

Ze eindigt haar speech door zowel haar oma als haar broertje feminist te noemen. De eerste wist niet dat het woord bestond, maar was volgens Adichie wel degelijk een feminist. Hiermee lijkt ze wederom de term ‘feminisme’ uit de elitaire ivoren toren te willen halen, door het op haar eigen, Nigeriaanse, familie toe te passen. Haar broertje omarmt zijn mannelijkheid, maar neemt de vrouw volledig serieus. Door hem te noemen legt ze voor de laatste keer nadruk nog op de verantwoordelijkheid van ons allemaal. Alleen als we allemaal onszelf bekronen tot feministen kunnen we een cultuur veranderen, die niet alleen voor vrouwen maar ook voor mannen problematisch kan zijn. Met een bescheiden 'thank you' beëindigt Adichie haar speech. Ze krijgt een staande ovatie als antwoord. 

Esthetisch optreden en theatraliteit

Salman Rushdie herinnert zich zijn eerste ontmoeting met Adichie tijdens het literaire festival PEN in New York, vlak na het verschijnen van Purple Hibiscus: She did a one-on-one conversation with Michael Ondaatje in a packed auditorium at Hunter College. At that time she was just out of the egg, so to speak, and it was plain that she hugely admired Ondaatje, but what was so striking was her own confidence and authority. She very much held her own, and spoke fluently and powerfully, and all of us there that day could see that someone very remarkable had just arrived’ (Wagner, 2015). 

De autoriteit die Rushdie beschrijft komt niet alleen voort uit Adichies academische of culturele prestaties, maar lijkt ook verbonden te zijn aan haar voorkomen. Heynders ziet the aesthetic performance and theatricality van de publieke intellectueel als een onmisbare kwaliteit. Ze verwijst naar Richard A. Posner, die in zijn artikel Public Intellectuals, A Study of Decline (2004) het idee van de ‘charismatische intellectueel’ introduceerde (2015: 22). Heynders wijst op de relevantie van deze term in onze huidige samenleving, waar de intellectueel niet alleen intelligent, maar vooral ook zelfbewust moet zijn. Ze spreekt over de creatie van een ‘publieke persona’, die verbonden wordt aan de inhoud van een bepaald maatschappelijk debat (2015: 22). 

Charme is een term die het publieke persona van Adichie perfect lijkt te omschrijven. Luisterend naar We Should All Be Feminists zien we een vrouw die met trots een gekleurde top met Afrikaanse print draagt. Haar haren heeft ze gevlochten en opgestoken in een enorme knot. Haar heldere Engels is versierd met Afrikaanse klanken. Ze is niet bang om te laten zien (en horen) waar ze vandaan komt. Ze gebruikt humor om de absurditeit van pijnlijke situaties te benadrukken. Als ze het heeft over maagdelijkheid en de ongelijke standaarden die bestaan tussen jongens en meisjes, zegt ze: ‘We praise girls for virginity, but we don’t praise boys for virginity. And it always made me wonder how exactly this is all supposed to work out, [pauze] I mean, the loss of virginity is usually a process that involves two people' (2012: 17:08). 

In haar pauze kijkt ze even op, en glimlacht ze. Er wordt geapplaudisseerd. Deze glimlach zien we ook terug als ze het heeft over haar jeugd in Nigeria, of als ze praat over haar familie en vrienden. Als ze spreekt over het onrecht dat vrouwen wordt aangedaan in haar eigen cultuur, wordt haar stem echter serieus en haar lichaamstaal stevig. Ze kijkt haar publiek aan, terwijl ze openlijk droomt over een eerlijke toekomst voor Afrika. 

Adichie schept een publiek persona dat goed aansluit bij de thematiek die ze aanhaalt.

Haar Afrikaanse identiteit is een onderdeel van haar publieke persona. Tegelijkertijd benadrukt ze steeds weer het gevaar van het innemen van slechts één perspectief. Ze wil nadrukkelijk niet in een hokje gestopt worden als ‘Afrikaanse schrijver’. Wanneer er door een Amerikaanse journalist gevraagd wordt naar haar relatie met andere Afrikaanse schrijvers, antwoordt ze spottend: ‘I don’t know if I have a relationship with them [laughs]. I’m not part of a secret society of African writers that meets in some dark basement' (Bady, 2013). Ook hier benadrukt ze de absurditeit van de vraag door in haar antwoord gebruik te maken van humor. 

Samen met haar liefde voor de Afrikaanse cultuur, haar sterke maar vrouwelijke voorkomen en heldere taalgebruik, creëert Adichie een publiek persona dat goed aansluit bij de thematiek die ze aanhaalt. Ook blijkt dit op meerdere podia inzetbaar te zijn. Of ze nu praat over de toekomst van Afrika of over de toekomst van Amerikaanse studenten, haar voorkomen en imago blijven constant. In een wereld waarin haar speeches niet alleen in het moment bestaan, maar een tweede leven krijgen op het internet, moet ze immers rekening houden met de onzichtbare luisteraar. Daar lijkt deze publieke intellectueel goed in getraind te zijn.

In het publieke debat maakt Adichie gebruik van de retorische technieken die ze als schrijver perfectioneerde. Door gebruik te maken van deze technieken manifesteert ze zich als schrijver in het publieke debat. Als het gaat over grote onderwerpen als feminisme en rassenongelijkheid, overschreidt Adichie echter haar schrijverschap en stapt ze het debat in als publieke intellectueel. Chimamanda Ngozie Adichie is een Afrikaanse vrouw die zich wist te redden op de Amerikaanse Ivy Leage scholen, zonder contact met haar eigen cultuur te verliezen. Ze is een goedgeklede feministe die serieus genomen wordt in de academische wereld, zonder zich mannelijk te gedragen. Ze is een schrijfster die gecompliceerde, politieke onderwerpen aansnijdt, zonder haar boeken onleesbaar te maken. Ze is de woordvoerder die de kracht van de persoonlijke anekdote gebruikt om een punt te maken, zonder de universele boodschap te verliezen. Ze is de intellectueel die met haar humor en toegankelijke taalgebruik het vertrouwen wint van een groot publiek, zonder dat haar autoriteit als denker en schrijver hierdoor wordt aangetast. Met deze nuances lijkt ze perfect te passen in het model dat Heynders ontwierp om de legitimiteit van een publiek intellectueel te bepalen. Dit zal ze echter vanwege haar bescheiden houding nooit in het openbaar verkondigen. Het zichzelf beschrijven als 'verhalenverteller' lijkt immers een cruciaal onderdeel van haar secuur gestructureerde publieke persona te zijn.

 

Referenties

Adichie, C. N. (2015). Chimamanda Ngozi Adichie addressed the class of 2015 at Wellesley’s 137th Commencement Exercises [Video].

Adichie, C.N. (2012) Chinua Achebe at 82: “We Remember Differently”. Premium Times. 

Adichie, C. N. (2009). The Danger of a Single Story [Video].

Adichie, C. N. (2012). We should all be feminists [Video].

Adichie, C.N. (2014) We Should All Be Feminists [Essay]. Fourth Estate, London UK. 

International Authors' Stage. (2014). Chimamanda Ngozi Adichie - "Americanah" [Video].  

Bady, A. (2013) The Varieties of Blackness - An Interview with Chimamanda Ngozi Adichie. Boston Review.  

Bossema, W.  (2014) Black Label, Volkskrant. 

Copnall, J. (2011) Steak Knife. The Times Literary Supplement, p. 20

Heynders, O. (2016) Writers as public intellectuals: literature, celebrity, democracy. Palgrave Macmillan UK

Leith, S. (2012) Are you talking to me? Profile Books, London UK. 

Tunca, Daria (2005). Interview with Chimamanda Ngozi Adichie, The Chimamanda Ngozi Adichie Website. 

Wagner, E. (2015) CHIMAMANDA NGOZI ADICHIE: "I WANTED TO CLAIM MY OWN NAME" Vogue.