De dode zoon als romanfiguur

A.F.Th van der Heijdens "Tonio"

6 minutes to read
Article
Iris Cuppen
15/06/2016

 

In 2013 was schrijver A.F.Th. van der Heijden te gast in het televisieprogramma College Tour. De aflevering werd door presentator Twan Huys geïntroduceerd als een ‘bijzonder’ tv-moment. Van der Heijden zou, door in gesprek te gaan met Huys en de aanwezige studenten, de drie jaar van stilzwijgen verbreken die hij zichzelf had opgelegd na het overlijden van zijn zoon in 2010. Teruggetrokken in zijn privédomein schreef Van der Heijden in tien maanden tijd zijn ‘requiemroman’ Tonio (2011). 

 

Tonio (2011)

Jaren voor het verlies van zijn zoon omschreef Van der Heijden zijn literatuuropvatting in Engelenplaque (2003) als ‘het herscheppen van de vermorste, onherroepelijk verloren gegane tijd […] Schrijven is een poging de dood te verslaan’ (2003, p.101-102). In Tonio bevraagt hij zijn eigen schrijven opnieuw: “Hier ligt mijn beste stuk proza…” Zou ik dat ooit in ernst van Tonio durven zeggen? Nee, maar ik kon wel proberen hem in proza levend te houden. Niet zodanig dat de mensen zouden zeggen: zijn beste proza… Maar dat ik ze, in wat voor stijl dan ook, een Tonio van vlees en bloed zou leveren.’ (p. 269) 

De roman bracht Van der Heijden het grootste succes uit zijn carrière: bijna tweehonderdduizend verkochte exemplaren en zowel de Libris Literatuur Prijs als de NS Publieksprijs. Daarnaast ontving hij in 2012 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, dat in 2013 opnieuw bekroond werd met de P.C. Hooftprijs. Tijdens de uitreiking van de laatste onderscheiding citeert de bekroonde schrijver een gedicht van Anna Enquist: ‘Buiten regent het medailles, binnen gloeit de leegte tussen twee armen’. Het schrijven van Tonio had de dood van zijn zoon niet verslagen. Sterker nog, ‘nu ik het geschreven heb, verandert het niets aan Tonio’s dood. Tonio is lichamelijk uit de wereld verdwenen, en ik zit voorgoed met een fremdkörper in mijn oeuvre’, schreef Van der Heijden (Verbraak, 2012). De werkelijkheid had zijn secuur geconstrueerde oeuvre ingehaald en hem gedwongen een boek te schrijven waarin hij de mythe achterwege liet en de realiteit in alle rauwheid moest omarmen.

"Schrijven is een poging de dood te verslaan"

Van der Heijden leek al vroeg in zijn carrière te beseffen dat het construeren van een schrijversimago een grote invloed zou kunnen hebben op zijn succes. Door in 1978 te debuteren als Patrizio Canaponi creëerde hij een Italiaans imago rondom zijn schrijverschap. Hij distantieerde zich daarmee van de sobere Nederlandse schrijvers van zijn tijd. Toen hij in 1983 het eerste deel van De Tandeloze Tijd signeerde met zijn initialen in plaats van zijn voornaam, transformeerde zijn imago in een ander soort mythe: die van megalomaan schrijver die zijn eigen geschiedenis en leven wist te verbinden aan klassieke mythologieën en filosofische uiteenzettingen. 

A.F.Th van der Heijden - Tonio

 

Autobiografie of requiemroman

Maar waar Van der Heijden in zijn eerdere werk bewust en selectief de werkelijkheid liet samensmelten met de wereld van de fictie, lijkt Tonio voornamelijk het verslag te zijn van een rouwproces. Hij wijst de lezer meerdere malen op de ingewikkelde relatie die de roman aangaat met de realiteit: ’Kijk, dat de werkelijkheid iemands fictie achtervolgt, probeert in te halen, en soms zelfs voorbijstreeft of, nog erger, overbodig maakt, daar moet elke schrijver rekening mee houden. […] Ik klaagde nooit. Alleen vandaag drong de werkelijkheid met zo’n obscene en vernietigende directheid mijn fragiel geconstrueerde wereld binnen dat ik nog slechts het hoofd kon buigen – of laten hangen’ (p. 71). De schrijver lijkt verslagen en worstelt openlijk met de vorm van zijn verhaal: ‘Moest ik er, juist vanwege de grillen van het waargebeurde, een strenge structuur in aanbrengen? Of mocht ik me beroepen op de chaotische draaikolk van gevoelens en ervaringen waarin wij meegezogen werden, zodat ook het relaas van onze rouw alle kanten op kon slingeren?’ (p. 554). Toch noemt hij het geheel een requiemroman, waarmee hij lijkt te willen zeggen dat het boek wel degelijk beschouwd moet worden als onderdeel van zijn oeuvre. Menig criticus lijkt de roman echter te beschouwen als een autobiografie. ‘Het is het vlees en bloed, en het zijn de tranen, van de werkelijkheid die met rechtvaardigheid niets te schaften heeft’, aldus Arjan Peters in de Volkskrant.

In 1975 publiceerde Philippe Lejeune Le pacte autobiographique. Hierin probeerde hij vast te stellen hoe de autobiografie zich onderscheidt van de roman. Lejeune stelt dat er bij een autobiografie sprake is van een autobiografisch pact, een overeenkomst tussen de lezer en de schrijver, waarin zij afspreken dat verteller en auteur dezelfde persoon zijn en dat de ‘waarheid’ wordt verteld. (Missine, 2006, p.36-42) Lut Missinne problematiseert Lejeunes autobiografische pact in haar boek Oprecht gelogen (2013). Zij stelt dat een lezer ervoor kan kiezen om een tekst die autobiografisch bedoeld is, toch als fictie te lezen. Andersom kan de lezer ook in een fictieve tekst op zoek gaan naar aanwijzingen dat auteur en verteller één en dezelfde persoon zijn. Zij beschouwt het autobiografische pact daarom liever als een ‘leeshouding’ (Missine, 2013: 32). Volgens Missinne wordt er de laatste jaren niet alleen meer autobiografische boeken geschreven, maar wordt er ook steeds sterker autobiografisch gelezen.‘Gewone lezers, recensenten en critici zijn tegenwoordig als het ware geconditioneerd om bij de lectuur van een boek te speuren naar de link met het persoonlijke leven van de auteur,’ schrijft Missinne (2013: 9). 

Tonio is een schepping van de schrijver A.F.Th. van der Heijden, voortgekomen uit de vernietiging van een belangrijk deel van zijn werkelijkheid.

Edwin Praat doet in Verrek het is geen kunstenaar (2014) onderzoek naar het schrijverschap en het publieke imago van Gerard Reve. Praat constateert dat de woorden ‘authenticiteit’ en ‘oprechtheid’ veelal gebruikt worden als kwaliteitscriteria wanneer er over het werk van Reve wordt geschreven of gesproken: ‘het oordeel over Reves werk lijkt naast de mate waarin men het origineel acht, voor een groot deel afhankelijk te zijn van de mate waarin het authentiek en oprecht wordt gevonden’ (Praat, 2014: 175). In zijn onderzoek verwijst Praat naar Richard Dyer, die onderzocht hoe publieke persoonlijkheden (voornamelijk filmsterren) hun eigen identiteit vormgeven. Authenticiteit komt dus voort uit een imago dat secuur geconstrueerd is. Om te begrijpen waarom schrijvers succesvol zijn, volstaat het niet alleen het werk te analyseren, Praat betoogt dat het analyseren van het publieke optreden van een schrijver minstens zo belangrijk is. Dit maakt duidelijk waarom het voor de lezer - en ook voor zo veel professionele lezers - niet mogelijk is om de requiemroman Tonio los te koppelen van het publieke verhaal over imago en leven van A.F.Th. van der Heijden. Hoe graag we het boek ook als autonoom object zouden willen benaderen.

Tonio is een schepping van de schrijver A.F.Th. van der Heijden, voortgekomen uit de vernietiging van een belangrijk deel van zijn werkelijkheid. Het overlijden van Tonio speelde zich daarom niet alleen af in de werkelijkheid, maar ook in het literaire universum dat Van der Heijden voor zichzelf geschapen heeft. Het personage Tonio reikt echter veel verder dan de gelijknamige roman. Tijdens College Tour wordt Van der Heijden geconfronteerd met een oude uitzending van het VPRO programma De Plantage. We zien een jonge Tonio die zich opgewekt uitlaat over de nadelen van het beroep van zijn vader. Voordat hij het boek Tonio openslaat, denkt de lezer wellicht terug aan dit fragment. Of aan het NOS Journaal dat het nieuws bracht van het ongeluk van de zoon van de beroemde schrijver. Of aan een eerdere roman waarin Tonio als figurant passeerde. En zelfs zonder deze voorkennis, hoeft de lezer alleen maar te kijken naar het geconstrueerde portret van Tonio op de kaft, waarop hij poseert als Oscar Wilde. De jonge fotograaf in de kleren van de schrijver, de zoon poserend als zijn vader. De gelijkenis met de schrijver op de achterflap is schrijnend. Harry Mulisch schreef over Gerard Reve: ‘Voor de lezer is hij minder een schrijver dan wel een romanfiguur’ (1976). In het geval van Tonio zit er voor zowel de lezer als de criticus niet anders op dan zich daar bij aan te sluiten en Van der Heijden dit keer niet alleen als stilist maar vooral als rouwende vader te omhelzen.
 

Referenties

 

Heijden, A.F.Th. van der (2011) Tonio: een requiemroman. De Bezige Bij, Amsterdam

Heijden, A.F.Th. van der (2003) Engelenplaque notities van alledag 1966-2003 - Privé-domein 250 Singel Uitgeverijen, Amsterdam 

Missinne, L. “De authenticiteit van de leugen.” De Revisor 2006: p36-42. Web, DBNL. 

Missinne, L. (2013) Oprecht gelogen. Autobiografische romans en autofictie in de Nederlandse literatuur na 1985. Nijmegen: Vantilt, 2013.

Mulisch, H. (1976) Het ironische van de ironie. Over het geval G.K. van het Reve. Manteau Amsterdam, p. 45.

NTR Collegetour. (2013, 25 mei). A. F. Th. van der Heijden [Video].

Peters, A. (2012, 15 oktober). Tonio van A.F.Th. van der Heijden: 'Vuistslag op een blinde muur'.

Praat, E. (2014) Verrek het is geen kunstenaar. Gerard Reve en het schrijverschap. Amsterdam: Amsterdam University Press,

Verbraak, C. (2012, 13 oktober). 'We konden niet kapotter'.