Ook ‘fluïde’ is een hokje: over de obsessie met zelfidentificatie

4 minutes to read
Article
Tom van Nuenen
14/09/2017

Fuck hokjes, was de boodschap van de laatste LINDA.meiden. Twee internet-celebrities, Monica Geuze en Anna Nooshin, stonden halfnaakt en tongzoenend op de cover. “Een figuurlijke middelvinger naar vooroordelen, hokjesdenken en online haters.” Daar likt de gemiddelde progressieve geest zijn vingers bij af, zou je denken. Toch was het de LGBT-gemeenschap die van leer trok tegen de cover.

De kritiek: laat LGBT nou eens gerepresenteerd worden door échte LGBT’ers. Op Twitter bedacht cabaretière Yora Rienstra de hashtag #wiljeeroverpratenlinda, ter begeleiding van foto’s gepost door LGBT’ers waarop zij hun geliefde kussen. Rienstra gaf tekst en uitleg aan Metro over haar kritiek op de cover: “Op deze manier wordt juist een hokje gecreëerd. Blijkbaar moeten homo’s en lesbiennes nagedaan worden door sexy hetero’s. Alsof het een soort lifestyle is. Het is goed dat ze aandacht willen besteden aan homoseksualiteit, maar zet dan ook twee homo’s of lesbiennes op de foto.”

Als het doel daadwerkelijk het doorbreken van hokjes is--en dat lijkt ons niet verkeerd--is het de vraag of dit soort kritiek een bijdrage levert. Het veronderstelde verband dat hier gelegd wordt tussen gedrag en identiteit (een vrouw zoenen = lesbisch ‘zijn’), ligt juist ten grondslag aan het hokjesdenken.

Seks moet je doen

Vroeger deed iedereen het met alles en iedereen en dacht niemand er al te lang bij na wat dat zei over identiteit. In De Geschiedenis van de Seksualiteit beschrijft filosoof Michel Foucault de ontwikkeling van de ‘seksuele identiteit’ in de westerse maatschappij. Die werd in het leven geroepen door allerlei instituties die seksualiteit aan banden legden door ‘afwijkende’ gedragingen en gedachten te achterhalen en categoriseren. Dit gebeurde bijvoorbeeld in de kerk, waar men seksuele handelingen opbiechtte, maar ook in de medische wetenschappen en het onderwijs. Tussen de zeventiende en mid-twintigste eeuw ontstonden zo de identiteiten bij de gedragingen, zoals ‘homo’. Seks werd iets wat je was, terwijl het voorheen slechts iets was wat je deed

Foucault liet in zijn werk zien dat deze koppeling van seksualiteit en identiteit niet natuurlijk is, maar door de geschiedenis heen ontstaan is. Voortbouwend op Foucault poneerde filosofe en feministe Judith Butler (1993) een ‘performatieve’ kijk op genderidentiteit. Gender, zo stelt zij, is geen weerspiegeling van een voorafgaande innerlijke identiteit. Het gegenderde lichaam is performatief: het is een set gedragingen die die identiteit in het leven roept. Genderidentiteit wordt geproduceerd door handelingen die identiteit maken, in plaats van ‘onthullen.’

Gender en seksuele geaardheid zijn niet hetzelfde, maar op beide is eenzelfde kijk mogelijk: de koppeling van seksualiteit met identiteit, zo laat Foucault zien, is historisch contingent, niet natuurlijk of onvermijdelijk. En Butler laat zien dat dat ook geldt voor gender: gender is een effect van gedrag, kledingstijl, houding, enzovoorts: geen oorzaak.

Blijf in je rol! 

Vandaag de dag is er iets opmerkelijks aan de hand. Aan de ene kant staan gender en seksualiteit, als categorieën die meer behelzen dan man versus vrouw of hetero versus homo, meer dan ooit in de aandacht: we hebben programma’s zoals Hij is een Zij en we voeren discussies over genderneutrale toiletten. Aan de andere kant is die koppeling tussen gender/geaardheid en identiteit, waar Foucault en Butler op wezen, daarmee niet verdwenen. Verre van: we denken meer dan ooit in (wc-)hokjes.

We lijken geobsedeerd met “onszelf identificeren”, als waren we vers aangespoelde lijken in een aflevering van CSI.

In de recent vaak gehoorde frase ‘ik identificeer als’ [m/v/transgender/apachehelikopter] zien we die vreemde spagaat terug. Je roept een realiteit in het leven die daarvoor nog niet bestond (performatief), maar je kadert jezelf daarmee ook meteen volledig in. We lijken geobsedeerd met “onszelf identificeren”, als waren we vers aangespoelde lijken in een aflevering van CSI. En die obsessie betekent ook dat we de ander die aan zelf-identificatie doet net zo hard surveillen, shamen en disciplineren.

Aan de ene kant heeft de lopende discussie over gender ervoor gezorgd dat wij ons bloedserieus kunnen identificeren als eenhoorn en mogen verwachten dat iedereen ons daarin respecteert of op zijn minst serieus neemt. Performativiteit ten top, zou je zeggen.

Maar aan de andere kant word je tegenwoordig geacht je, eenmaal ‘geïdentificeerd,’ dus vrijwillig in een hokje gestapt, ook aan dat hokje te houden. Een vriendin die altijd op vrouwen viel en ineens verliefd werd op een man en daarmee ging samenwonen, werd in de gay bars die ze bezocht bekritiseerd en genegeerd omdat zij als ‘verrader’ of ‘overloper’ werd gezien. Het pijnpunt is hier de discrepantie tussen gedrag en (veronderstelde) ‘identiteit’. Zoenende vrouwen mogen op de cover van een magazine--graag zelfs--maar ze moeten wel ‘echt’ lesbisch zijn en niet stiekem een vriendje hebben. Zo viert het categorisch denken hoogtij. Zelfs ‘fluïde’ is een hokje.

Janet Lie schreef in NRC over Linda.Meiden: “Het blad wil overduidelijk edgy zijn, zonder echt controversieel te zijn.” De heisa op Twitter, en haar eigen column, bewezen haar ongelijk: controverse bereik je tegenwoordig vooral als je hokjes probeert te doorbreken.

Meer over deze discussie? 

Inge Van de Ven in Univers over de Linda.meiden cover

 

Referenties 

Butler, Judith. Bodies that Matter: On the Discursive Limits of "Sex". New York: Routledge, 1993.

Foucault, Michel. De Geschiedenis van de Seksualiteit, dl. I: De Wil tot Weten. Nijmegen: SUN, 1984.