Over de selffashioning van de publieke intellectueel Joost Zwagerman

27 minutes to read
Paper
Margaret Steenbakker
05/04/2017

 

Joost Zwagerman heeft zich door zijn selffashioning in de media gepresenteerd als publieke intellectueel, maar is ook door andere publieke figuren in het discours na zijn dood als zodanig neergezet. Door middel van een postureanalyse wordt nagegaan hoe dit gebeurde.

 

Hoe wordt een publieke intellectueel gevormd?

De Nederlandse schrijver Joost Zwagerman maakte in het najaar van 2015, op 51-jarige leeftijd, een einde aan zijn leven. Zwagerman was één van de meest gelezen auteurs van zijn generatie, een eer die hij deelde met schrijvers als Arnon Grunberg en Connie Palmen. Bij velen was hij daarnaast ook bekend van zijn optredens bij het programma De wereld draait door (hierna DWDD), waar hij regelmatig gepassioneerd over kunst praatte (de Volkskrant, 2015). In die zin maakte hij kunst toegankelijk voor ‘het grote publiek,’ mensen die anders wellicht nooit in aanraking zouden komen met kunst.

Ondanks deze successen had hij echter sinds zijn scheiding te maken met depressies. Dit heeft hij nooit verborgen. Integendeel, hij is er juist openhartig over geweest en heeft openlijk besproken wat er in hem om ging. Een tekenende uitspraak daarin is de volgende: ‘ik moest al mijn best doen om van het huisje naar Albert Heijn te geraken en terug. Als dat lukte, had ik een grootse prestatie geleverd.’ De depressies werden veroorzaakt door zaken die buiten hem om gebeurden. In één jaar tijd raakte hij gescheiden en stierven er meerdere naasten van hem. Dat eiste zijn tol: ‘de doden stonden als het ware om mij heen.’ Hij ging zich verdiepen in depressies en zelfdoding, waarbij hij de ernst van zijn eigen gemoedstoestand steeds meer voor zich ging houden. Hij was regelmatig te vinden bij DWDD, om over kunst te praten, ‘Terwijl hij de rest van de tijd depressief thuis zat' (de Volkskrant, 2015).

De thematiek van depressie en zelfdoding is een duidelijke: zowel in het leven van Zwagerman als in zijn werk komt dit terug. Zelf lijkt hij enigszins ambivalent gebleven in zijn uitingen die over zelfdoding gaan. Hij noemt zelfdoding bijvoorbeeld in een interview met de Volkskrant een troostgedachte: 'Je kunt er altijd nog uitstappen.' Tegelijkertijd had hij er grootste moeite mee dat zijn vriend Rogi Wieg niet meer verder wou leven en uiteindelijk ook euthanasie toegekend heeft gekregen op basis van ondragelijk geestelijk lijden. Enerzijds was zelfdoding iets wat troost leek te geven in duistere tijden, een soort ultieme ontsnappingsmogelijkheid, maar tegelijkertijd een mogelijkheid waarvan vooral niet gebruik gemaakt diende te worden (de Volkskrant, 2015).

Zwagerman: 'het idee dat die neiging tot suïcide af en toe genetisch wordt doorgegeven, vind ik soms vreeswekkend.'

In deze paper staat de vraag centraal hoe de publieke intellectueel gevormd wordt en zal ik aan de hand van een aantal momentopnamen beargumenteren dat de identiteit van Joost Zwagerman als publieke intellectueel zowel het gevolg is van zijn eigen zelfrepresentatie als van de manier waarop anderen hem neerzetten en presenteerden in het rondom hem ontstane discours.

 

De rol van televisie en presentatie

Odile Heynders zet in Writers as public intellectuals (2016) een aantal kenmerken van de hedendaagse publieke intellectueel uiteen. De publieke intellectueel zet zichzelf neer als iemand die deelneemt aan het publieke debat en daarin een controversiële en toegewijde plaats in inneemt. Soms is dat de positie van de underdog. Hij levert commentaar vanuit de positie van iemand die niet rechtstreeks betrokken is in het debat. Op die manier neemt hij, als het ware, een meta-positie in.

De publieke intellectueel schept een identiteit en gebruikt die identiteit voor zijn eigen doeleinden, als marketingstrategie.

De publieke intellectueel is een bron van kritische reflectie en zorgt er op die manier voor dat de discussie gestimuleerd wordt en dat er alternatieve scenario’s besproken worden op het gebied van politieke, sociale en ethische kwesties. Op die manier worden mensen die zich niet in de academische sfeer bevinden door de publieke intellectueel aangesproken met betrekking tot zaken die eenieder aangaan. De interventie van de publieke intellectueel kan erg verscheiden vormen aannemen, bijvoorbeeld speeches, boeken, televisieoptredens en blogs. Dat is echter nog maar een kleine greep uit de verscheidenheid aan mogelijkheden die publieke intellectuelen tot hun beschikking hebben om aandacht te vragen voor de zaken waar zij belang in stellen. De publieke intellectuelen van vandaag de dag moeten daarbij ook nog rekening houden met het gegeven dat zij opereren in een samenleving die voorzien is van een enorme diversiteit aan media. Om die reden is zichtbaarheid ontzettend belangrijk om communicatie met het publiek tot stand te laten komen.

Publieke intellectuelen die zich bewegen in het publieke domein moeten een persona scheppen, een herkenbare identiteit die op zichzelf ook weer bekendheid genereert. Heynders (2016) haalt daarvoor Turner (2014) aan, om aan te tonen dat het domein van de publieke intellectueel op dit vlak veel overeenkomt met dat van celebrity studies. Een beroemdheid is namelijk iemand die bekend is, vanwege zijn bekendheid. Bij de hedendaagse publieke intellectueel is dit niet anders. De publieke intellectueel moet een herkenbare identiteit hebben. Die identiteit kan gezien worden als zowel een ‘performative practise as a mediated and marketet one’ (Turner, 2014, in: Heynders, 2016). De publieke intellectueel schept een identiteit en gebruikt die identiteit voor zijn eigen doeleinden, als marketingstrategie. Bij Joost Zwagerman kunnen bijvoorbeeld zijn optredens als kunstliefhebber bij DWDD zo geïnterpreteerd worden. Dat waren erg herkenbare aspecten van zijn publieke persoonlijkheid, zaken waaraan mensen hem konden herkennen. De vraag is dan hoe deze herkenbaarheid precies werd ingezet door Zwagerman en door het discours over hem.

De gekwelde kunstenaar

Publieke persona

Het optreden van Joost Zwagerman in DWDD van 14 mei 2015 staat in het teken van Vincent van Gogh. Het optreden van Zwagerman bij dit programma is bij uitstek een manier voor hem om zijn persona, zijn identiteit als publieke intellectueel, te handhaven. In de reeks kunstcolleges, waartoe ook het geanalyseerde fragment behoort, bij dit programma zet hij zichzelf zowel als kunstliefhebber en kunstkenner neer. Zo kiest hij er in deze betreffende aflevering bijvoorbeeld voor om eerst kunstenaars te bespreken die de kunst die Van Gogh maakte mogelijk hebben gemaakt. Daarmee toont hij zijn brede kennis. Hij weet niet alleen iets van Van Gogh, maar heeft een grote kennis van de kunstgeschiedenis en van de wijze waarop kunstenaars elkaar hebben beïnvloed. Daarnaast spreekt Zwagerman met een zichtbaar plezier over kunst. Dit komt naar voren uit een aantal losse opmerkingen. Over een werk van Goya vertelt hij bijvoorbeeld dat het bij de kunstenaar in de eetkamer hing, waarna de uitspraak ‘eet smakelijk’ volgt. Daarnaast gebruikt hij zijn status als kunstkenner om reclame te maken voor een expositie die in het Kröller-Möller museum te zien is, namelijk wanneer hij over een kunstwerk van Van Gogh het volgende zegt: ‘Je zou bijna vergeten dat je ook nog met kunstlievende ogen daarnaar kunt kijken. Dat kunnen we nu in het Kröller-Möller.’ Hij gebruikt hier zijn autoriteit op het vlak van kunst om deze expositie aan te prijzen bij het publiek van DWDD.

Het optreden van Zwagerman bij DWWD is bij uitstek een manier voor hem om zijn persona, zijn identiteit als publieke intellectueel, te handhaven.

Wat Zwagerman met deze kunstcolleges bewerkstelligde in zijn rol als publieke intellectueel is dat kunst op een toegankelijke manier bij het kijkend publiek binnenkwam. Kunst werd daarmee iets wat niet alleen bestemd was voor diegenen die uitgebreid kunstonderwijs hadden kunnen genieten, of die van thuis uit kunstwaardering met de paplepel ingegoten hebben gekregen. De Franse cultuursocioloog Pierre Bourdieu (1984) noemt dit cultureel kapitaal. Wat Zwagerman deed was kunst toegankelijk maken voor diegenen die minder cultureel kapitaal bezaten. Dit bewerkstelligde hij door zijn colleges in een talkshow te brengen op televisie. Daarnaast houdt hij zijn verhaal over de kunstwerken erg concreet, bijvoorbeeld wanneer hij het in deze aflevering heeft over een schilderij van Francis Bacon. Hij leest de titel van het werk op en voegt daaraan het volgende toe: ‘Een hele mond vol. ’t Is gewoon eigenlijk een verbeelding van de oerangst.’ Hij benoemt wat er op het doek te zien is, wat voor betekenis dit heeft en voegt daar eventueel nog een leuk achtergrondverhaal aan toe, zoals het hierboven genoemde verhaal over het schilderij van Goya.

Zelfrepresentatie en posture

De wijze waarop auteurs zichzelf presenteren en hun persoonlijkheid vormgeven wanneer zij bijvoorbeeld op televisie optreden wordt door de Zwitserse literatuursocioloog Jérôme Meizoz (2010) posture genoemd. Het begrip posture verwijst naar de manier waarop een auteur zichzelf representeert en de manier waarop hij gerepresenteerd wordt door anderen. Bij Meizoz (2010) gaat posture over de manier waarop de auteur vormgeeft aan de positie die hij wil innemen binnen het literaire veld. Laurens Ham heeft in zijn proefschrift Door Prometheus geboeid (2015) dit begrip van posture echter verbreed, door te stellen dat posture juist ook verwijst naar de manier waarop de auteur zichzelf representeert buiten het literaire veld.

Meizoz (2010) hanteert twee enigszins verwante begrippen: autorepresentatie en heterorepresentatie. De autorepresentatie slaat op de wijze waarop een auteur zichzelf neerzet. Hierbij hoort het gebruik van een publiek imago, zoals Joost Zwagerman deed in de kunstcolleges die hij gaf bij DWDD, waarin hij zich neerzette als kunstkenner en -liefhebber. Ook kan gedacht worden aan de manier waarover hij zichzelf uitliet over zelfdoding. Dit maakte hem herkenbaar binnen het literaire veld, maar ook daarbuiten. Hij had een bepaalde stijl: een eigenheid. Ham (2015) voegt hieraan toe dat een auteur bewust een bepaald imago kan cultiveren, bijvoorbeeld een imago als ‘gekwelde kunstenaar,’ of, in het geval van Joost Zwagerman wellicht, een imago als publieke intellectueel.

Posture gaat ook over de manier waarop de auteur door anderen, bijvoorbeeld journalisten of wetenschappers, wordt neergezet. Dit wordt de heterorepresentatie genoemd. De auto- en heterorepresentaties zijn geen op zichzelf staande entiteiten binnen het model van Meizoz (2010). Hij stelt namelijk dat posture een interactief iets is, waarbij de auto- en heterorepresentatie met elkaar in wisselwerking treden. Posture behoort niet uitsluitend toe aan de auteur, maar ook aan anderen die hem op enigerlei wijze representeren. De voorwaarde is daarbij wel dat die anderen in dienst staan van het lezerspubliek (Meizoz, 2010).

Zwagerman zet zichzelf neer als: 'anders dan de anderen.'

Wat betreft het posture van Zwagerman in de aflevering van 14 mei 2015 kan gesteld worden dat het zowel gaat om een autorepresentatie als een heterorepresentatie. Zwagerman zet zichzelf op een bepaalde manier neer, maar het gegeven dat hij het is die gevraagd is om over kunst te spreken als kenner vormt een heterorepresentatie. Hij wordt neergezet als kenner, als expert op het gebied van kunst. De autorepresentatie van Zwagerman komt grotendeels overeen met dit beeld van ‘de kenner.’ Hij onderstreept dit op allerlei manieren, bijvoorbeeld door citaten aan te halen uit boeken of verschillende achtergrondweetjes te vertellen bij de kunstwerken, zoals het verhaal dat een bepaald schilderij van Goya bij de kunstenaar in de eetkamer hing. Dat hij dit gegeven zomaar weet te benoemen, en daarnaast het kunstwerk ook inhoudelijk van een analyse kan voorzien verhoogt de status van Zwagerman als kenner. Dit beeld van de kenner wordt daarnaast ook benadrukt door het gegeven dat hij niet alleen Van Gogh behandelt in zijn optreden bij DWDD, maar ook andere kunstenaars die hem voorgingen als ‘gekwelde kunstenaar,' en kunstenaars na hem, die eenzelfde beeld hanteerden. Hij plaatst Van Gogh daarmee in een breder (kunst)historisch perspectief. Ook daarmee illustreert hij zijn kennis van kunst.

 

Een autonoom schrijver

Gecompliceerde verhouding tot de 'publieke intellectueel' Zwagerman

Op negen september 2015 publiceert HP/de Tijd op internet een interview met Zwagerman. Wat betreft zijn positie als publieke intellectueel is dit interview een goed voorbeeld van zijn autorepresentatie. Zwagerman geeft hier zijn visie op zijn bekendheid bij het grote publiek als kunstbeschouwer. Deze bekendheid heeft hij verkregen door zijn optredens bij DWDD. Hij zegt daarover het volgende: “Heel merkwaardig ja. Dat is kennelijk het effect van televisie. Maar ik schreef al veel langer over beeldende kunst.” 

Deze uitspraak is in zekere zin tweeledig. Heynders (2016) stelt namelijk dat publieke intellectuelen van een verscheidenheid aan media gebruik maken om hun positie naar voren te brengen in het debat. Zwagerman geeft in deze uitspraak echter meer gewicht aan het gegeven dat hij al langer schreef over kunst dan dat hij actief is als kunstbeschouwer op televisie. Hij legt de nadruk daarbij op zijn schrijverschap, waarmee hij ook laat zien dat wat hij schrijft over kunst voor hem belangrijker is. Televisie kwam later. Daarnaast heeft hijzelf er ook niet om gevraagd om op televisie te komen: hij werd gevraagd door Matthijs van Nieuwkerk. 

Tegelijkertijd maakt hij wel degelijk gebruik van de mogelijkheid om zijn visie op kunst op televisie naar voren te brengen. Wat hij dus eigenlijk doet met deze uitspraak is het benadrukken van zijn positie als schrijver. Hij geeft daarmee tegelijkertijd ook aan dat hij autonoom opereert. Hij hield zich al veel langer bezig met kunst, ondanks het gegeven dat hij bij het grote publiek bekend is van zijn kunstcolleges bij DWDD. Hij benadrukt met een dergelijke uitspraak dat hij zich niet laat beïnvloeden door invloeden van buitenaf. Kunst is een interesse van hemzelf, niet iets wat hij heeft aangegrepen om zijn bekendheid te vergroten bij het publiek.

Publieke intellectuelen maken gebruik van een verscheidenheid aan media om hun positie in het debat naar voren te brengen.

Daarnaast zet Zwagerman zich in dit interview ook neer als ‘anders dan de anderen.’ Dit is onderdeel van zijn autorepresentatie, de wijze waarop hij vormgeeft aan zijn zelfbeeld. Hij geeft in het begin van het interview meermaals aan dat hij in de periode dat hij debuteerde eigenlijk de enige écht jonge auteur was die debuteerde. Hij vergelijkt zichzelf bijvoorbeeld met Connie Palmen, die op haar 37e debuteerde en toen ook werd neergezet als ‘de jonge, nieuwe schrijver’: ‘ik voldeed in geen geval aan het beeld dat men van de gemiddelde debutant had.’ 

Een schrijver zonder interesse in de markt

Tegelijkertijd zet Zwagerman zichzelf ook neer als iemand geld geen doel is, maar een middel. Zwagerman is met zijn roman Gimmick! (1989) doorgebroken bij het grote publiek en ook de twee romans die daar op volgden, Vals Licht (1991) en De Buitenvrouw (1994) waren erg succesvol. Het geld dat hij daarmee verdiende gebruikte hij als manier om zichzelf te kunnen onderhouden. Het verschafte hem tegelijkertijd ook de vrijheid om niet te moeten blijven presteren, maar om boeken te kunnen schrijven waar hij zich zelf goed bij voelde:

“Ik heb toen heel verstandig en bescheiden geleefd, want ik vermoedde wel dat je zo’n succes nooit een leven lang kunt aanhouden. En ik wist ook dat ik heel graag een ander soort boeken wilde schrijven, en dat ik me met dat geld voor een lange, lange tijd zelf kon subsidiëren.” (HP/De Tijd, 2015)

Met deze uitspraak, en vergelijkbare uitspraken later in het interview, zet Zwagerman zichzelf neer als een schrijver die autonoom wil zijn. Dit is een belangrijk gegeven; het vertelt ons namelijk iets over de wijze waarop Zwagerman zichzelf positioneert in het literaire veld. Zwagerman stelt dat hij wou schrijven zonder de druk van het succes, het moeten verkopen. Hij wou werken produceren waar hij zelf achter stond en ging er van uit dat een gigantisch succes, zoals hij dat met Gimmick! (1989) had gehad zich niet veel vaker zou voordoen. Om die reden besloot hij zuinig te doen met het geld dat bij hem binnenkwam, zodat hij zichzelf ook kon ondersteunen bij het maken van werken die wellicht minder goed in de markt zouden liggen. Hij zet zich met een dergelijke uitspraak bewust af tegen schrijvers die hij ‘formuleschrijvers’ noemt. Van deze groep schrijvers noemt hij als voorbeeld Heleen van Rooyen, een schrijfster die erg veel succes heeft met haar romans en goed in de markt ligt. Zwagerman wil niet volgens één formule werken, ook al zou dat hem meer succes opleveren. Hij wil juist schrijven wat goed voelt en wat leuk is. Zo stelt hij over het schrijven van polemieken bijvoorbeeld het volgende:

“Polemiek, en die heb ik ook vaak bedreven, is eigenlijk heel makkelijk, zeker als je stilistisch talent hebt en heel goed en makkelijk kunt uitleggen wat er niet deugt aan andermans werk. Maar uitleggen wat er zo prachtig aan is, is vele malen moeilijker. Ik denk dat ik ook niet meer zo vaak polemiek zal schrijven in de nabije toekomst. Want het is niet leuk.” (HP/De Tijd, 2015)

Wat Zwagerman in dit citaat nogmaals benadrukt is dat voor hem het plezier in het schrijven voorop staat. Hij wil schrijven wat hij wil en niet verbonden zijn aan prestatiedruk of financiële noodzaak. Deze uitspraken benadrukken zijn positionering als autonoom kunstenaar, die aan niemand beantwoordt dan zichzelf. Alleen zijn eigen mening en opvattingen doen ertoe bij het produceren van nieuw werk; dat het werk dan wellicht minder goed in de markt ligt neemt hij voor lief.

Zwagerman is een autonoom kunstenaar, die aan niemand beantwoordt dan zichzelf.

Zwagermans verhouding tot suïcide

In het interview voor HP/de Tijd (2015) komt ook de poging tot zelfdoding van Zwagermans vader ter sprake en wat dat met hem gedaan heeft: ‘en het idee dat die neiging tot suïcide af en toe genetisch wordt doorgegeven, vind ik soms vreeswekkend. Niet alleen waar het mijzelf, maar vooral waar het mijn kinderen en toekomstige klein- en achterkleinkinderen betreft.’ Wanneer hem later in het interview de vraag gesteld wordt of hij wel eens zelf nagedacht heeft over het plegen van zelfmoord geeft hij aan dat dat wel eens het geval geweest is, maar dan in het kader van troost. Zwagerman ziet het nadenken over zelfmoord plegen namelijk als een vorm van troost, het achter de hand houden van een allerlaatste redmiddel. Het is daarbij van belang om te onderkennen dat het niet de bedoeling is dat dit nadenken ook daadwerkelijk tot het plegen van de daad zal leiden. Het moet bij de troostende gedachte blijven dat er altijd nog een allerlaatste, definitieve, oplossing is. Daarna doet hij er nog een schepje bovenop, door te stellen dat hij zelfmoord voor zichzelf ‘getaboeïseerd’ heeft en het beschouwt als een ‘no-go area.’ Dit komt ook terug in de wijze waarin hij zich door de jaren heel heeft uitgesproken tegen zelfdoding, onder meer in essays, die onder meer zijn opgenomen in de bundel Door eigen hand (2005).

Uit andere opmerkingen in het interview is ook niet af te leiden dat Zwagerman op dat moment wellicht al plannen heeft om uit het leven te stappen. Hij heeft het erover dat hij na de echtscheiding van zijn vrouw enige tijd depressief is geweest, maar tegelijkertijd geeft hij aan dat het beter gaat en dat hij op zichzelf moet letten. Ook omschrijft hij zichzelf op zijn 51e als ‘mid-career,’ waaruit naar voren komt dat hij er in ieder geval op dat moment van uit ging dat er nog jaren aan schrijverschap zouden komen.

 

Anderen over Zwagerman

Collega-auteurs

De aflevering van DWDD van negen september 2015, waarin afscheid genomen wordt van Joost Zwagerman, kan al vrij snel worden opgesplitst in twee delen. In het eerste deel wordt gesproken met drie andere auteurs, die hecht waren met Joost Zwagerman: Jessica Durlacher, Ronald Giphart en Peter Buwalda. In het tweede deel ligt het gesprek meer bij de directeur van het Van Gogh museum, Axel Rüger, en collega publieke intellectueel David van Reybrouck, die ook aanwezig waren bij deze aflevering.

Wat opvalt is dat 'Joost' door zijn collega-auteurs en vrienden wordt neergezet als iemand die heel anders was dan de anderen. Zo stelt Jessica Durlacher bijvoorbeeld dat hij een geweldige manier had van gedichten voordragen, wat in die tijd erg nieuw was: ‘dat was anders.’ Ook gaat zij in op een aspect van Zwagerman dat wellicht niet voor iedereen bekend was: Joost kon ook erg heftig tekeer gaan wanneer iemand het niet met hem eens was. Dat moest en zou rechtgezet worden. Durlacher draagt dit aan als een van de redenen waarom hij zoveel schrijft: ‘omdat je wilt vertellen waarom je iets zo ziet en zo voelt; omdat je niet eenzaam wil zijn.’ 

Interessant is ook dat Durlacher impliceert dat de roman Gimmick! (1989) in het geheel over het leven van Zwagerman gaat, terwijl hij zelf in het interview met HP/De tijd (2015) nog heeft beweerd dat dit niet het geval was, omdat hij ten tijde van het schrijven van die roman nog studeerde. Hij bevond zich wel in die kringen, maar deed niet mee aan het wilde uitgaansleven. Daarin is een discrepantie zichtbaar in de manier waarop Zwagerman zichzelf neerzette en de manier waarop hij na zijn overlijden wordt neergezet door Jessica Durlacher in haar heterorepresentatie van hem. De schrijver Ronald Giphart gaat in eerste instantie met name in op de impact die de roman Gimmick! (1989) op hemzelf heeft gehad. Hij was tijdens zijn studie Nederlands in de gelegenheid om een lezing van Zwagerman bij te wonen en die ervaring heeft hem ervan overtuigd om schrijver te worden, stelt hij.

Ook collega-auteurs zagen Joost Zwagerman als 'anders dan de anderen.'

Wanneer het gesprek bij Peter Buwalda komt is dat ook het eerste moment in het programma dat de vraag gesteld wordt of de dood van Zwagerman als een verrassing is gekomen. Buwalda geeft dan een tweeledig antwoord: enerzijds was hij verbijsterd, maar tegelijkertijd kwam de manier waarop Joost Zwagerman aan zijn einde is gekomen voor hem niet uit de lucht vallen. Hij noemt dan ook het oeuvre van Zwagerman, waarin zelfdoding geen vreemd onderwerp is. Dit is een opmerkelijke observatie, omdat Buwalda hiermee lijkt te impliceren dat de dood altijd op de loer lag voor Zwagerman, zie zelf juist altijd heeft beweerd dat zelfdoding geen optie was voor hem. Hij zou dat nooit doen. In die zin is er dan ook een discrepantie aanwezig tussen de wijze waarop Buwalda Zwagerman neerzet en de wijze waarop Zwagerman zichzelf altijd heeft gerepresenteerd. Zwagerman zette zichzelf neer als iemand die erg anti-zelfdoding was. Buwalda stelt daarentegen dat die houding, dat anti-zelfdoding, juist een teken was dat er iets speelde.

De visie van een collega publieke intellectueel

Kort daarna wendt Van Nieuwkerk zich tot David van Reybrouck, die samen met Zwagerman een lezing zou geven over zelfdoding in het Nederlands uitvaartmuseum. Van Reybrouck zet Zwagerman, net als Ronald Giphart en Peter Buwalda allereerst neer als iemand met een ontzettend sprankelende persoonlijkheid en levenslust: ‘met Joost op restaurant gaan, dat was een feest, alsof je naar een sprankelende fontein zat te kijken. En af en toe was het ook een steekspel. Het was amusant en geestig, vurig, gretig, gulzig.’ Buwalda poneert dan dat dit wellicht de centrale paradox is van Zwagermans leven: iemand die zó vitaal is en dan toch last hebben van depressies en uiteindelijk ook zelfmoord plegen. 

Van Reybrouck is de enige in deze aflevering die in gaat op de bijdrage die Zwagerman heeft geleverd aan het debat rondom zelfdoding. Zelf heeft hij hier ook veel onderzoek naar gedaan de afgelopen jaren. Hiermee geeft Van Reybrouck te kennen dat hijzelf ook veel kennis heeft over dit onderwerp. Hij geeft dan, in reactie op de opmerking van Buwalda, aan dat het juist de mensen zijn die vol in het leven lijken te staan, juist de vitale mensen, die zichzelf van het leven beroven. Het stereotype van de introverte depressieveling klopt dan ook niet. Tegelijkertijd geeft hij later in het programma ook aan dat hij het eens is met Jessica Durlacher, dat het om een vorm van kortsluiting heeft moeten gaan. Als reden daarvoor geeft hij de talloze toekomstplannen die Zwagerman nog had. Dit is een opmerking die in strijd is met wat hij heeft gezegd over het stereotype van de introverte depressieveling. Als het juist diegenen zijn die vol in het leven staan die zichzelf van het leven beroven, dan zou het niet verwonderlijk moeten zijn dat juist iemand als Zwagerman dit heeft gedaan.

Van Reybrouck zet Zwagerman neer als iemand die veel over zelfdoding schreef, maar vooral tégen zelfdoding. Hij geeft bijvoorbeeld aan dat de essaybundel Door eigen hand (2005) achteraf bezien eigenlijk vooral aan zichzelf geschreven was. Hij betoogt daarin namelijk onder meer om mee te voelen met de nabestaanden en het om die reden niet te doen. Vanwege de stukken in deze bundel en Zwagermans houding jegens zelfdoding zegt Van Reybrouck dan ook: ‘ik denk dat Joost het zich nu al beklaagt.’ Daarmee benadrukt hij de negatieve opinie die Zwagerman had van zelfdoding. De manier waarop Zwagerman hier door Van Reybrouck wordt gerepresenteerd is eigenlijk tweeledig. Enerzijds klopt het dat Zwagerman een erg negatieve mening had over zelfdoding. Tegelijkertijd gebruikt Van Reybrouck die mening hier om een deel van het oeuvre van Zwagerman te verklaren als een bezwering van zijn eigen gedachten. Het is echter waarschijnlijker dat die mening is ontstaan door Zwagermans eigen ervaring met de poging tot zelfdoding van zijn vader, die hij ook bespreekt in zijn interview met HP/De tijd (2015). Die ervaring hakte er erg bij Zwagerman in. Hij heeft daar erg veel last van gehad en om die reden is hij dan ook zo tegen zelfmoord en wil hij dat mensen die dit overwegen ook aan de nabestaanden denken. Hij was zelf namelijk bijna een nabestaande geweest.

 

Zwagerman: autonoom kunstenaar en publieke intellectueel

Joost Zwagerman nam een houding in richting zijn status als publieke intellectueel die ambigu genoemd kan worden. In zijn optreden bij het kunstcollege van DWDD met als thematiek de ‘gekwelde kunstenaar,’ zet hij zichzelf wel degelijk neer als een kenner, een publieke intellectueel. Hij praat over kunst en doet dit vanuit een positie die niet direct tot de (schilder)kunstwereld gerekend kan worden. In die zin valt hij dan ook binnen de definitie van de underdog, die Heynders (2016) aan publieke intellectuelen meegeeft. Daarnaast zorgt hij met een dergelijk optreden ervoor dat kunst een onderwerp wordt dat bij een groot deel van de Nederlandse bevolking in de huiskamer komt. Hij maakt er een actueel onderwerp van. Ook dit is typerend voor de publieke intellectueel. Tegelijkertijd benadrukt hij in het interview met HP/De Tijd vooral zijn autonomie als schrijver en stelt hij ook dat hij ook vóór zijn televisieoptredens al schreef over kunst, waarmee hij zijn televisieoptredens weg zet als iets wat minder belangrijk is. Dit is in strijd met de wijze waarop hij zich tijdens zijn optredens bij DWDD neerzet. Bij DWDD cultiveert hij zijn status als publieke intellectueel, terwijl hij er in dit interview juist erg laconiek over spreekt. Dit heeft alles te maken met posture. Zwagerman wil vooral gezien worden als autonoom functionerende schrijver en dit zorgt ervoor dat er strijd ontstaat met zijn functioneren als publieke intellectueel. Een publieke intellectueel gaat namelijk wél in op prikkels van buiten het literaire veld, waar een volledig autonoom schrijver dit niet zou doen.

Wanneer gekeken wordt naar de wijze waarop Zwagerman na zijn overlijden bij DWDD gerepresenteerd wordt kan gesteld worden dat Zwagerman voornamelijk als publieke intellectueel getypeerd wordt door een andere publieke intellectueel, namelijk David van Reybrouck. Jessica Durlacher, Ronald Giphart en Peter Buwalda becommentariëren in deze aflevering voornamelijk het leven van Zwagerman en de impact die hij op hen heeft gehad. Buwalda heeft het daarnaast ook als eerste expliciet over het thema zelfdoding in het leven van Zwagerman. Van Reybrouck gaat met name in op het gegeven dat Zwagerman zich in het publieke debat met betrekking tot zelfdoding heeft gemengd. Dit is typerend voor een publieke intellectueel zoals Heynders (2016) die typeert. Een publieke intellectueel zorgt namelijk dat een onderwerp op maatschappelijk niveau bediscussieerd wordt. Met betrekking tot zelfdoding heeft Zwagerman zich zeer actief in dat debat gemengd. Hij zou in het najaar van 2015 bijvoorbeeld nog samen met David van Reybrouck een lezing geven in het Nederlands uitvaartmuseum.

Zwagerman hanteerde dus zelf sporadisch een posture, of zelfrepresentatie, van publieke intellectueel, maar hij legde daar niet de nadruk op. Hij zag zichzelf voornamelijk als autonoom schrijver en zette zichzelf ook zo neer, bijvoorbeeld in het interview met HP/De tijd. Zijn rol als publieke intellectueel kwam voornamelijk naar voren wanneer hij zich actief in het debat mengde, bijvoorbeeld met betrekking tot kunst, in de kunstcolleges bij DWDD. Dat zijn de momenten dat hij zichzelf ook neerzette als kenner en intellectueel. Bij de aflevering van DWDD die aan hem gewijd was na zijn overlijden is te zien hoe een andere publieke intellectueel zich in zijn nagedachtenis vooral richt op de functie van Zwagerman als publieke intellectueel en smaakmaker in het debat. Van Reybrouck is de enige bij deze aflevering die hier expliciet op in gaat en de rol benoemt die Zwagerman heeft gespeeld in het debat rondom zelfdoding. De rol van Zwagerman als publiek intellectueel wordt dan ook met name door andere publiek intellectuelen binnen dit debat als zodanig erkend.

 

Bibliografie

Bourdieu, P. (1984). Distinction: A Social Critique of the Judgement of Taste. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press.

De Wereld Draait Door hele uitzending 9-9-2015 (Saluut Joost Zwagerman). (2015).

Ham, L. (2015). Door Prometheus geboeid. De autonomie en autoriteit van de moderne Nederlandse auteur. Hilversum: Uitgeverij Verloren.

Heynders, O. (2016). Writers as public intellectuals. Literature, celebrity, democracy. Houndmills: Palgrave Macmillan.

Kellerhuis, T. (2015). Laatste interview Joost Zwagerman: 'zelfmoord beschouw ik als no-go area'. Opgehaald van HP/De tijd: http://www.hpdetijd.nl/2015-09-09/laatste-interview-joost-zwagerman-zelf...

Kunstcollege Joost Zwagerman: de gekwelde kunstenaar. (2015).

Meizoz, J. (2010). Modern Posterities of Posture. Jean-Jacques Rousseau. In G. Doreleijn, R. Grüttemeier, & L. Korthals Altes, Authorship Revisited. Conceptions of Authorship around 1900 and 2000 (pp. 81-93). Leuven: Peeters.

Schrijver Joost Zwagerman maakt een einde aan zijn leven. (2015). Volkskrant.

Turner, G. (2014). Understandig Celebrity. Los Angeles: Sage.

Zwagerman, J. (1989). Gimmick! Amsterdam: De Arbeiderspers.

Zwagerman, J. (1991). Vals Licht. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Zwagerman, J. (1994). De Buitenvrouw. Amsterdam: Singel Uitgeverijen.

Zwagerman, J. (2005). Door eigen hand. Zelfmoord en de nabestaanden, essays en interviews. Amsterdam: De Arbeiderspers