Illustration by @_rosedosed on Instagram

We moeten het hebben over respect

14 minutes to read
Academic paper
Tjeerd van de Laar
07/09/2023

Respect en burgerschapseducatie

Er is de afgelopen jaren zowel op Europees als op nationaal niveau steeds meer aandacht voor burgerschapseducatie in scholen. Aanjagers van deze ontwikkeling zijn onder meer de ervaren afname van sociale cohesie en politieke betrokkenheid van burgers, de opkomst van populisme en de veranderende globale machtsverhoudingen waarin autoritaire regimes de vanzelfsprekendheid van het leven in een democratische rechtsstaat ondergraven. Ook in Nederland timmert men aan de weg met een aangescherpte wet over burgerschap in het funderend onderwijs (2021)[i]. Deze wet is voer voor filosofen.

De aangescherpte wet over burgerschap in het funderend onderwijs van 2021 is voer voor filosofen.

Persoonlijk ben ik in het bijzonder gefascineerd door de manier waarop in deze wet gebruik wordt gemaakt van het woord ‘respect’ of misschien is het beter om te stellen dat ik erdoor word getriggerd. De wet stelt dat leraren in het funderend onderwijs (een beroepsgroep waar ik tot voor kort zelf ook toe behoorde) hun leerlingen respect bij moeten brengen voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens en daarnaast voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid. De vraag is wat hier precies wordt verwacht van leraren en scholen. Het woord ‘respect’ betekent oorspronkelijk zoiets als ‘omzien naar’ en ‘rekening houden met’ en ik vermoed dat dit ook is wat de wetgever in gedachten heeft[ii], maar de wettekst geeft daarover geen uitsluitsel. Dit is verwarrend voor de betrokken docenten en hun leerlingen en dat zijn in dit geval alle docenten en leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Het woord ‘respect’ wordt door mensen in meerdere betekenissen gebruikt sommige waarvan in de context van de nieuwe burgerschapswetgeving volgens mij zeer onwenselijk zijn.  Kortom: we moeten het hebben over respect, maar eigenlijk - zoals ik zal betogen - vooral over tolerantie.

Respect op straat

Toen ik puber was woonde ik in een middelgrote Brabantse stad en fietste ik elke doordeweekse dag met mijn broer en twee of drie van onze vrienden naar school. Vlakbij onze school was een benzinestation waar we ook langs fietsten en op een ochtend was daar ook een jongen (Tou heette hij) die samen met twee wat grotere jongens boekentassen en rugzakken van bagagedragers trapte. Wij zagen de bui al hangen en staken tijdig de weg over om – tegen het verkeer in – met een boog om Tou heen te kunnen fietsen. De volgende dag was hij er weer.

Een paar dagen later fietste ik met mijn broer door onze wijk en zag ik een eindje verderop een jongen midden op straat in onze richting lopen. Het duurde een paar seconden voordat ik hem herkende als Tou, mijn broer aanstootte en zei ‘kijk daar heb je die gast van het benzinestation’. Dat had Tou gehoord en sowieso vond hij dat we al te lang naar hem keken. Hij hield ons staande door voor mijn fiets te gaan staan en met twee handen het stuur vast te pakken. Vervolgens ging hij helemaal door het lint; met een rood aangelopen gezicht, speeksel spugend schreeuwde hij ons toe dat we respect voor hem moesten tonen in zijn wijk. Ik weet nog dat ik naast angst ook hilariteit om de situatie voelde. Hier stond een jongen voor mijn fiets die kleiner was dan ikzelf, maar vele malen agressiever, ons te vertellen dat we respect voor hem moesten hebben in zijn wijk, terwijl we daar zelf ook gewoon woonden. Meteen toen Tou mijn stuur losliet gingen we ervandoor, half bang, half lachend.

Er is vast een verklaring voor waarom Tou zich zo gedroeg en als volwassene en docent terugkijkend op de situaties van destijds voel ik vooral medeleven. Daar was ik destijds echter helemaal niet mee bezig en ik had – gezien zijn gedrag – zeker geen zin om ‘rekening te houden met’ deze jongen. Ik denk ook niet dat dat het soort respect was dat Tou van mij wilde. Het ging hem om een ander soort respect, het soort dat ik soms ook wel eens opgeëist zag worden als ik door de gangen van de scholen liep waar ik heb gewerkt of in de stad als aan het einde van een avond stappen de lichten aangaan en iedereen de straat op gaat: respect als op een (quasi-)onderdanige manier tonen dat je je plek kent.

Ik ben nieuwsgierig naar wat mijn leerlingen zullen denken dat ik bedoel als ik hun zou vertellen dat ik hen ergens respect voor ga bijbrengen.

Die laatste betekenis van het woord respect is vast niet wat wordt beoogd in de wet over burgerschapsonderwijs, maar ik ben wel nieuwsgierig naar wat mijn leerlingen zullen denken dat ik bedoel als ik hun zou vertellen dat ik hen ergens respect voor ga bijbrengen. Als leraar heb ik dan volgens mij iets uit te leggen, maar wat precies dat maakt de huidige wet voor mij onvoldoende duidelijk.   

Relativisme als vals excuus

Naast ‘rekening houden met’ of ‘omzien naar’ wordt met respect ook vaak ‘waardering’ of ‘eerbied’ bedoeld. Waardering en eerbied kun je niet afdwingen zoals Tou onderdanigheid af probeerde te dwingen toen hij mijn broer en mij op onze plek in ‘zijn’ wijk wees. Ik heb het hier dus over een derde betekenis waarin het woord respect kan worden gebruikt. Ook deze betekenis is wellicht niet beoogd in de wetgeving burgerschapsonderwijs, maar – nogmaals – dit wordt ook niet ontkend, terwijl respect in deze betekenis in de context van de wet (ook) leidt tot problemen. Ik zal uitleggen waarom.  

Veel van mijn leerlingen lijken relativisten. Tótdat er echt iets op het spel staat.

Zoals we al hebben gezien stelt de nieuwe burgerschapswetgeving dat leraren hun leerlingen respect bij moeten brengen voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid. Ik ga er van uit dat het respect hier gericht is op de inhoud van de verschillen – dus specifieke opvattingen en gebruiken – en niet slechts op verschil (diversiteit) als zodanig, omdat ik niet zou weten wat respect voor verschillen als (slechts) ‘verschillend’ in zou kunnen houden. Wat betreft die inhouden zag ik als leraar filosofie bij leerlingen vaak een enorme mate van lippendienst aan het idee dat iedereen recht heeft op zijn eigen mening en manier van leven (‘dat heb je te respecteren’). Volgens veel leerlingen is in eerste instantie alles wat betrekking heeft op normen en waarden uiteindelijk relatief aan je culturele achtergrond en persoonlijke voorkeuren en in wezen, zo is de intuïtie, zijn dat allemaal ‘meningen’ die evenveel waard zijn en waar je lang en kort over kan praten, maar waarbij niemand de waarheid in pacht heeft. Kortom: veel van mijn leerlingen lijken relativisten. Tótdat er echt iets op het spel staat.

Wat er op het spel komt te staan kan van alles zijn: een verschil van opvatting over of Piet zwart mag zijn en wat dat betekent, onenigheid over het gebruik van het woorden als ‘kanker’ en ‘homo’ als koosnaam voor je vrienden (denk aan ‘kankerhomo’) of discussies over de vraag of mensen die (nu nog steeds!) vlees eten niet gewoon egoïstische of domme mensen zijn. Kortom: als jij en je eigen doen en laten daadwerkelijk ter discussie komen te staan is relativisme ineens niet meer zo’n aantrekkelijke filosofie. Zolang we het eens zijn, of het alleen oneens zijn over dingen die ons eigenlijk niet zoveel uitmaken, is relativisme de makkelijke weg. Het is vaak echter vooral een vals excuus om niet echt met elkaar in gesprek te gaan, een excuus om onverschillig te kunnen blijven. Ik denk niet dat we elkaar en onze leerlingen daarmee weg moeten laten komen. Echter als de wetgever bij respect ‘waardering’ of zelfs ‘eerbied’ in gedachten had dan moet de huidige burgerschapswet gelezen worden als de plicht tot het aanleren van waardering/eerbied voor alle verschillende opvattingen en gebruiken in Nederland. Ik denk dat dat geen goed idee is.

Ik zie het als mijn taak als leraar om leerlingen aan te sporen tot het geven van argumenten voor hun opvattingen, anderen te vragen om argumenten, te luisteren en verdraagzaam te blijven.

Stel bijvoorbeeld dat iemand beweert dat vrouwen niet naar school zouden moeten, of dat het besnijden van jonge jongens om religieuze redenen een goed idee is of dat alle Marokkanen het land uitgezet moeten worden of dat de Holocaust een hoax is? Ik heb geen waardering/eerbied voor die opvattingen en zou er ook grote moeite mee hebben mijn leerlingen te leren waardering/eerbied te hebben voor deze opvattingen. Als dit soort opvattingen in de klas aan de orde komen is het volgens mij een heel verkeerde boodschap om de relativistische kaart te trekken en kinderen te vertellen dat ze respect moeten hebben voor alle verschillende opvattingen. Dat zou de indruk wekken dat iedere opvatting even goed verdedigbaar en beargumenteerd is, maar dat gelooft volgens mij niemand (en dat is maar goed ook). Mijn punt is dat als er voor jou écht iets op het spel staat het vrijwel altijd zo zal zijn dat het gaat om opvattingen waar je geen waardering/eerbied voor hebt, maar ook dan dien je je in onze samenleving verdraagzaam en vreedzaam op te stellen en het gesprek aan te gaan. Ook, of eigenlijk juist, op het moment dat de verschillende opvattingen resulteren in praktijken die voor een van beide partijen onacceptabel zijn. Als je die praktijken wil veranderen dan zijn daar wegen voor, namelijk de verschillende wettelijk verankerde beslisprocedures in onze democratie en een publieke ruimte waarin je je standpunten mag uiten en verdedigen.

Ik zie het als mijn taak als leraar om leerlingen kennis te geven van die wegen (iets dat de wet ook uitdrukkelijk opdraagt) en hen aan te sporen tot het geven van argumenten voor hun opvattingen, anderen te vragen om argumenten, te luisteren en verdraagzaam te blijven. De mate waarin leerlingen zich in dat (leer)proces mee laten nemen heb ik niet volledig in de hand en dat wil ik ook niet. Sterker nog, in principe vind ik dat leerlingen zich daar in zekere mate aan zouden moeten kunnen onttrekken of zich er minstens tegen zouden moeten kunnen verzetten, anders wordt burgerschapsonderwijs indoctrinatie in plaats van educatie.     

Welke van de drie?

Hierboven heb ik een onderscheid gemaakt tussen drie betekenissen waarin het woord ‘respect’ wordt gebruikt en laten zien dat elk van die betekenissen – in ieder geval voor mij persoonlijk – zou resulteren in problemen bij het uitvoeren van de wet. Ik heb het kort gehad over straatcultuur waarbinnen respect iets is dat geëist en afgedwongen kan worden en dat je sommige mensen verschuldigd bent simpelweg omdat ze hoger in een hiërarchie (menen te) zitten dan jij, bijvoorbeeld omdat jij in hun wijk bent of simpelweg omdat je niet de juiste vrienden of kleding hebt. Respect betekent dan dat je je plek kent en dat je bereid bent je (quasi-)onderdanig op te stellen of te onderwerpen aan macht of gezag. Ik denk niet dat dit de betekenis is waarin respect in de wet over burgerschapsonderwijs wordt gebruikt al was het maar omdat binnen een onderwijsinstelling het afdwingen van respect in deze betekenis, voor bijvoorbeeld de Grondwet, misplaatst lijkt. Ja, uiteindelijk dienen we ons te houden aan de (Grond)wet en er zijn zeker situaties zowel binnen als buiten onderwijsinstellingen waarin handhaving van de (Grond)wet afgedwongen mag en zelfs moet worden, maar een leersituatie zoals in een klaslokaal is in eerste aanleg niet zo’n situatie.

Daarnaast heb ik het kort gehad over respect in de betekenis van ‘waardering’ of ‘eerbied’ voor iets of iemand. Deze vorm van respect kun je krijgen, maar niet opeisen en al helemaal niet afdwingen. Misschien dat dit wél de betekenis is waarin respect in de wetgeving wordt gebruikt, maar in dat geval vrees ik enerzijds voor een relativisme ten aanzien van opvattingen en gebruiken dat leerlingen een vals excuus dreigt te geven voor onverschilligheid. Anderzijds stel ik vast dat deze betekenis van respect in de context van onze burgerschapswetgeving in ieder geval voor mij de onhaalbare eis stelt dat ik bij mezelf en mijn leerlingen waardering of zelfs eerbied moet bewerkstelligen voor opvattingen die ik moreel onacceptabel (en slecht beargumenteerd) vind.

Het woord ‘respect’ in de wet over burgerschapsonderwijs zou vragen en verwarring op moeten roepen bij zowel docenten als leerlingen.

Ten slotte heb ik het gehad over respect in de betekenis van ‘rekening houden met’ en ‘omzien naar’, de betekenis die de wetgever vermoedelijk in gedachten heeft, maar die mij als leraar ook weinig houvast zou geven. Immers: moet ik leerlingen leren slechts ‘rekening te houden met’ de Nederlandse Grondwet? Dat lijkt me te zwak. En moet ik ze ‘rekening laten houden met’ mensen die beweren dat homoseksualiteit vies is en verboden zou moet zijn? Dat lijkt me heel lastig en is sowieso niet wat ik wil. Liever zou ik zien dat leerlingen zich houden aan de (Grond)wet (wat de wet ook vraagt) en dat ze met elkaar het (moeilijke) gesprek aangaan en elkaar proberen tot inzicht te brengen op basis van argumenten en zonder elkaar de hersens in te slaan, ook als ze er samen niet uitkomen (wat de wet, indirect, ook vraagt).

Het woord ‘respect’ in de wet over burgerschapsonderwijs zou vragen en verwarring op moeten roepen bij zowel docenten als leerlingen. Als het dat niet doet, en we het dus niet hebben over respect, voorzie ik dat verschillende betrokkenen de wet heel verschillend gaan uitleggen en we niet allemaal gaan doen wat de wet beoogt (wat dat ook precies is). Wat mij betreft had het woord ‘respect’ echter in geheel niet in deze wet moeten staan.

Geen respect, maar tolerantie

In deze laatste paragraaf geef ik een korte analyse van het begrip tolerantie om duidelijk te maken waarom de wetgever het in de wet over burgerschapsonderwijs beter had kunnen hebben over tolerantie dan over respect.

Ik pak de wet er nog eens bij. Als leraar in het funderend onderwijs zou ik in mijn burgerschapsonderwijs gericht moeten zijn op:

‘het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens, en [leerlingen te leren (TvdL)] te handelen naar deze basiswaarden op school’

Mijn voorstel zou zijn dat woord respect te schrappen en onszelf het volgende als doel te stellen:

‘het bijbrengen van kennis van de basiswaarden van de democratische rechtstaat zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens en hoe te handelen naar deze basiswaarden op school’

Het ‘hoe’ van handelen naar deze basiswaarden ligt in eerste instantie vooral bij de leraar als rolmodel.[iii] Wij moeten in de lokalen en in de gangen van onze scholen laten zien hoe tolerantie, solidariteit en verantwoordelijkheidsbesef en daar naar handelen in de (altijd rommelige) praktijk er uit zien. Vervolgens dienen we leerlingen aan te sporen om zelf te oefenen en dienen scholen dit oefenen te faciliteren (het tweede lid van de aangescherpte wet verplicht scholen hier ook toe).

De andere plaats in de wet waar het woord respect wordt gebruikt is in de context van het respect voor verschillen, daar lezen we dat leraren bezig dienen te zijn met:

‘het bijbrengen van kennis over en respect voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid […]’ 

Hier wordt ‘respect voor’ wat mij betreft vervangen door ‘tolerantie ten aanzien van’, waarbij tolerantie nadrukkelijk niet hetzelfde is als acceptatie.

Neem het voorbeeld van de besnijdenis van jonge jongens om religieuze redenen. Ik vind dat onacceptabel, omdat het gaat om een onherstelbare vorm van verminking bij jongens die vaak nog niet op een leeftijd zijn waarop ze voldoende weerbaar en autonoom zijn om zich te verzetten tegen hun ouders en andere familie waardoor het zeer de vraag is in hoeverre hier sprake is van een vrije keuze, terwijl iemands lichamelijke integriteit op het spel staat[iv]. Ik heb geen respect (waardering, eerbied) voor dit gebruik, vind het zoals gezegd onacceptabel, wil het dus veranderen en ben in die zin dus niet bereid er ‘rekening mee te houden’. Maar ik blijf wel tolerant. Ik verdraag (‘tolereer’) dat deze praktijk bestaat, maar zal als ik de kans krijg proberen door middel van het uiten en onderbouwen van mijn opvatting en de argumenten daarvoor en het gebruik van besluitvormingsprocedures zoals wettelijk verankerd in onze democratie deze praktijken bekritiseren en bestrijden.

Met behulp van een korte analyse van de deugd tolerantie in relatie tot acceptatie hoop ik wat preciezer uit te kunnen drukken welke houding ik bij (schijnbaar) onoverkomelijk verschillende opvattingen en gebruiken gepaster vind dan respect in elk van de drie eerder door mij beschreven betekenissen.

Tolerant zijn betekent dat je iets, bijvoorbeeld jongensbesnijdenis om religieuze redenen, verdraagt, maar daar wel moeite voor moet doen. Tolerantie als deugd is een juist midden tussen de uitersten onverschilligheid (een ‘te veel’ aan tolerantie) en intolerantie (een ‘te weinig’ aan tolerantie). Bij onverschilligheid boeit het je simpelweg niet of jongens besneden worden of niet, je hebt dus ook geen moeite om het te verdragen. Bij intolerantie staat het gebruik je zo tegen dat je niet meer verdraagzaam wil of kunt zijn. Beide uitersten dienen we te vermijden (zie ook mijn betoog tegen relativisme als vals excuus), maar er bestaan veel gradaties van tolerantie tussen deze uitersten die we onder meer kunnen duiden met behulp van het begrip acceptatie (zie ook Figuur 1).

Tolerantie als deugd is een juist midden tussen de uitersten onverschilligheid (een ‘te veel’ aan tolerantie) en intolerantie (een ‘te weinig’ aan tolerantie).

Hoe verder we op het continuüm tussen intolerant en onverschillig van tolerant naar intolerant gaan, hoe meer moeite we hebben met het accepteren en verdragen van een gebruik of opvatting. De andere kant op: hoe meer we van tolerant naar onverschillig bewegen, hoe makkelijker we verdragen en accepteren, tot op het punt dat het ons eigenlijk niks meer doet. Op het moment dat je een gebruik onacceptabel vindt, ben je bereid er een bepaalde mate van energie te steken in het veranderen of verbieden van dat gebruik en beweeg je richting intolerantie. Je bent nog wel verdraagzaam, maar ook actiebereid. Tot op het punt dat je de opvatting of het gebruik in het geheel niet meer kunt verdragen, dan ben je intolerant, iets dat we in een democratie zouden moeten willen bestrijden.

Als het gaat om besnijdenis van jonge jongens om religieuze redenen kost tolerant zijn me moeite, omdat ik het gebruik niet wil en kan accepteren. Ik ben echter nog steeds tolerant in die zin dat ik het bestaan ervan wel wil en kan verdragen. Dat ik het gebruik onacceptabel vind betekent dat ik actiebereid ben als ik de kans krijg binnen de wettelijke mogelijkheden van onze democratie deze gebruiken aan de kaak te stellen en te bestrijden.  

Figuur 1: Tolerantie als deugd in relatie tot acceptatie

Kortom: we moeten het als leraren met onze leerlingen en collega’s sowieso hebben over respect, zeker nu we een wet uit moeten voeren waarin respect zo’n belangrijke plaats inneemt. Wat mij betreft was het echter beter geweest als de wetgever zich in deze wet had beperkt tot het bijbrengen van kennis en het aansporen en inspireren tot het oefenen van tolerantie.

Bronnen

[i] WVO 2020 (2020, 30 september), https://wetten.overheid.nl/BWBR0044212/2022-08-01, geraadpleegd op 31 mei 2023.

[ii] Zie o.a. voetnoot 31 in de Memorie van toelichting bij ‘Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs’ van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35352-3.pdf, geraadpleegd op 6 juni 2023 en pagina 21 van SCP (2017). COB. Burgerperspectieven 2017 l 4, Den Haag 2017, te downloaden op https://www.scp.nl/publicaties/monitors/2017/12/29/burgerperspectieven-2..., waarnaar ook wordt verwezen in voetnoot 10 van de eerdergenoemde Memorie van toelichting.

[iii] Zie bijvoorbeeld ook Wouter Sanderse (2013). ‘The meaning of role modelling in moral and character education’, Journal of Moral Education, 42:1, 28-42, DOI: 10.1080/03057240.2012.690727.

[iv] Zie ook artikel 11 van de Nederlandse Grondwet, https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vlxups19tny1/artikel_11_onaantas..., geraadpleegd op 6 juni 2023.