Joost Zwagerman

Joost Zwagerman: de schrijversmythe.

Een verkenning van de auteur door zijn schrijven over kunst.

9 minutes to read
Paper
Tessa Chaplin
10/07/2017

 

Aan de hand van het boek Kennis is geluk (2012) wordt in dit artikel inzicht gegeven in Zwagermans manier van schrijven over kunst. Hoe vinden we Zwagerman zelf terug in zijn schrijven over kunst?

 

Het kunstenaarsleven

Beeldende kunst was een terugkerend onderwerp in het oeuvre van de, in september 2015 overleden, schrijver Joost Zwagerman. Zwagerman was zelf geen kunstenaar, maar bewoog maar al te graag om deze wereld heen, als schrijver, criticus, curator, ambassadeur en liefhebber. Zijn teksten tonen een romantische blik op het kunstenaarsleven. Hiermee houdt hij de kunstenaarsmythe in leven (Zwagerman, 2012). Deze mythe houdt in dat de maatschappelijke positie die de kunstenaar heeft verworven, inherent is aan zijn artistieke praktijk en ontstaat door de teksten die over en/of door de kunstenaar worden geschreven. Dankzij de mythevorming door derden krijgt de kunstenaar een bepaald belang toegekend in de samenleving (van Winkel, 2007). Zwagerman probeert in zijn essays een brug te slaan tussen het zogenaamde 'hoogdravende kunstwereldje' van de elite en de gewone burgers. Zijn positie balanceert tussen die van entertainer en autoriteit. Zo mocht hij regelmatig een 'kunstcollege' geven bij De Wereld Draait Door. Hij zei daar zelf over: 'Ik ben geen kunstkenner maar een - ongeneeslijke - kunstliefhebber' (Zwagerman, 2012).  

Zwagerman kon die rol van entertainende autoriteit alleen maar innemen, omdat hij zelf was uitgegroeid tot een populaire schrijver en televisiepersoonlijkheid. Hij belichaamt dus zelf óók een artistieke mythe, maar dan die van de schrijver. Hij schreef dan wel over kunstenaars, maar zijn eigen imago voerde uiteindelijk de boventoon. 

Het eerste boek dat Zwagerman over het kunstenaarsleven schreef, was de roman Gimmick! uit 1989. Zwagerman geeft in een interview met Knack aan dat Gimmick! op een amusante manier een inkijk geeft in de kunstwereld (Dressing, 2011). Ook vertelt hij in een ander interview dat de roman gebaseerd is op het leven van echte kunstenaars, met wie hij bevriend is en dat hij zelf ook zó'n leven ambieert (Zwagerman, 2012). De roman schept op indirecte wijze een beeld van zijn leven en verlangens.

'Ik ben geen kunstkenner maar een - ongeneeslijke - kunstliefhebber'

Beeld verplaatst is een dichtbundel die is uitgekomen in 2010. Hierin publiceerde Zwagerman gedichten die gemaakt zijn aan de hand van kunstwerken. Dit boek heeft ook betrekking op kunst, maar is van een hele andere aard dan Gimmick!. Je weet na het lezen van de gedichten niet gelijk waar de schrijver op doelt. Het is bijna even mysterieus als het werk waar het op gebaseerd is. In het nawoord doet Zwagerman iets opmerkelijks:hij vertelt hoe het boek tot stand is gekomen en geeft zichzelf daarbij een centrale positie. Dit biedt de lezer een houvast en een context. Door dit alles is ook dit boek terug te leiden tot het schrijversimago van Joost Zwagerman.

 

Kunstessays

Naast de twee hierboven genoemde fictionele uitstapjes, heeft Zwagerman voornamelijk essays geschreven over kunst. In 2007 publiceerde hij Transito, waarin de levens van verschillende kunstenaars (vooral Amerikaanse) en schrijvers worden besproken vanuit een empatisch perspectief. Na dit kunstboek blijft het een paar jaar stil, maar vanaf 2011 publiceert hij hij vier bundels met kunstessays in vijf jaar tijd. De eerste van deze reeks vormt het boek Alles is gekleurd, in 2012 wordt dat opgevolgd Kennis is geluk. In 2013 wordt aan deze twee titels Americana toegevoegd en in het jaar van zijn overlijden wordt De stilte van het licht gepubliceerd. 

Aan de hand van Kennis is geluk zal ik inzicht geven in Zwagermans manier van schrijven over kunst en de manier waarop hij zijn schrijversimago daarin een plaats geeft. Elk van de vier genoemde bundels heeft een thema dat de rode draad vormt in zijn keuze voor bepaalde kunstwerken, bij Kennis is geluk is dit dood en identiteit. Een kenmerkend aspect van deze schrijver vormt namelijk zijn fascinatie voor zelfdoding, zoals hij ook in een interview bij DWDD bespreekt.

In de eerste drie hoofdstukken wordt een onderscheid gemaakt tussen beeld, tekst en muziek. De titels: kijken, lezen en intermezzo, corresponderen daarmee. De twee hoofdstukken die hierop volgen wijken daar van af. Het vierde hoofdstuk Verlies gaat over de dood en in het laatste hoofdstuk Stilte schrijft Zwagerman over het goddelijke en de afwezigheid daarvan. De essays zijn niet geschreven om vakkennis over te dragen, zoals kunstencyclopedieën en filosofische teksten die door kunstenaars en kunstkenners worden gelezen. Wel weet Zwagerman informatieve feiten over het leven van bekende kunstenaars in een leesbaar verhaal te gieten. Hij schotelt de lezer verschillende kunstenaarsmythes voor van bijvoorbeeld Picasso, Vincent van Gogh, Marc Rothko, Gertrude Stein en Ensor. Ook zet hij deze mythes in een nieuwe context bij elkaar. De essays zijn dan ook het beste te vergelijken met documentaires uit de reeks 'Close-Up' op NPO3. Bij deze documentaires wordt ingezoomd op het leven ván, met als doel om internationale kunst en cultuur toegankelijk te maken voor een zo breed mogelijk publiek.

 

Bricolage van de dood

Zwagerman heeft van het boek een collage gemaakt, waarin hij fragmenten knipt uit de levens van kunstenaars, met als resultaat een totaalbeeld dat iets zegt over hemzelf. De passages die hij aanhaalt gaan vaak over het thema dood en identiteit. Zo schrijft Zwagerman over Van Gogh dat hij tegen zelfmoord is en vindt dat mensen die hier aan toegeven moreel laf zijn. Zwagerman brengt het citaat van Van Gogh in verband met het feit dat wel vaker mensen die later zelfmoord plegen hier vooral heel negatief over spreken (p. 28). Ook Zwagerman zelf heeft zich altijd negatief over zelfmoord uitgelaten. Zo geeft hij in dagblad Trouw aan dat zelfmoord volgens hem 'een licht egoïstische component' bevat (Pronk, 2005). De verschillende uitspraken en teksten van zijn hand laten zien waar hij zich mee bezighoudt. Het fragment uit het leven van Van Gogh bijvoorbeeld, is bijna één op één het verhaal van Zwagerman zelf. Hierdoor krijgt de lezer de neiging om onder andere bij deze passage de hoofdpersoon in te willen wisselen voor Zwagerman. Een ander voorbeeld hiervan is wanneer hij schrijft over Picasso die de 'kunstenaarsromantiek' rondom zijn vriend Casagemas, die zelfmoord heeft gepleegd, in leven houdt door hem te schilderen en dat dit lot Thomas Chatterton niet is gegund. Chatterton was een onzekere dichter die na zijn zelfmoord in de vergetelheid terecht is gekomen (p. 33). Er wordt geen directe verwijzing gemaakt, maar desondanks wordt sterk het gevoel opgeroepen van een verteller die bang is om, net zoals Thomas Chatterton, vergeten te worden.

Je zou het boek kunnen zien als een collage waarbij Zwagerman fragmenten knipt uit de levens van kunstenaars waarbij het totaal beeld iets zegt over hem.

Daarnaast zijn er ook stukken waar bij Zwagermans keuze voor het thema 'dood' een stuk minder tastbaar is. Hij lijkt dan af te dwalen. Dit gebeurt onder andere in de paragraaf Kaalgeschraapte beelden, waarin hij het werk van de wat minder bekende kunstenares Marijke van Warmerdam bespreekt. Pas op het einde, wanneer Zwagerman letterlijk vertelt waardoor hij werd getroffen, wordt het duidelijk. Het gaat namelijk om een van haar anekdotes, waarbij ze vertelt dat ze zich van haar jeugd alleen nog kan herinneren dat een van haar drie broers is overleden.

 

De schrijversmythe

Naast de thematiek van de dood komt het begrip identiteit herhaaldelijk terug. Bij dit begrip is de kunstenaars- en schrijversmythe van belang. Zwagerman bespreekt daarbij tegengestelde posities, zoals hoge en lage cultuur en hoogdravendheid en toegankelijkheid. Hij onderzoekt de houding die kenmerkend is voor kunstenaars en schrijvers en bepaalt al schrijvend hoe hij zelf hier tegenover staat. In het boek stipt Zwagerman regelmatig het belang aan van een toegankelijkhe houding, maar daarnaast noemt hij ook het belang van het hebben van een voetstuk. Een voorbeeld waar hij zich positief over uitlaat is de fotograaf Vincent Wenzel, die vaak in zijn foto's aan de mythe tornt. Zo ook bij de foto waar Herman Brood naast André Hazes wordt geplaatst. 'Herman is in diepe concentratie en wil de rock-'n-roll dienen' en Hazes is gewoon een 'schobbejak' (p. 77).Zwagerman haalt ook Jan Cremer aan, die hij van jongs af aan bewondert. Hij relativeert Cremer door een licht ironisch stukje te schrijven over de manier waarop Cremer alles van zich zelf bewaart: Zwagerman vindt dat het lijkt of hij het bewijsmateriaal verzamelt om aan te tonen hoe belangrijk hij wel niet is (p. 173).

Het wordt duidelijk dat Zwagerman niet goed om kan gaan met mensen die uit de hoogte doen wanneer hij over de Nederlandse schrijver P.F. Thomése begint. Hij vertelt dat Thomése het publiek een verzameling terroristen vindt en van mening is dat goede boeken fluisterend aan elkaar door moeten worden geven, zodat ze uit handen blijven van die 'barbaren'. Zwagerman reageert met: 'tsjongejonge, boekenfluisteraar.' (p. 154). Hij plaatst de schrijver John Updike hier tegenover als voorbeeld van hoe het ook zou kunnen. Zelf was Updike een van de groten, maar hij was desondanks nog steeds in staat om ook kleine schrijvers te bewonderen. Updike hoefde schrijvers niet onder te verdelen in een hiërarchie (p. 165). De positie van Zwagerman is duidelijk: hij wil toegankelijk en 'democratisch' zijn. Hij wil niet elitair overkomen, maar ook zijn autoriteit niet verliezen. Deze positie neemt hij niet alleen als schrijver in, maar ook als mediapersoonlijkheid; hij is namelijk ook een graag geziene gast op televisie. Dezelfde twee hoofdthematieken, dood en identiteit, blijven de rode draad, waar Zwagerman zich ook begeeft.

 

Joost Zwagerman in DWDD

 

Zwagerman als celebrity-curator

De keuze om Zwagerman als curator op te laten treden is eigenlijk helemaal niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Hij is immers geen deskundige op dat gebied, maar wordt vooral vanwege zijn roem gevraagd. Haagsma (2014) noemt hem in een recensie dan ook een 'celebrity-curator'. Wanneer een ‘celebrity-curator’ de expositie samenstelt wordt de houding van bezoekers beïnvloed. De bezoeker associeert het werk namelijk met de achtergrond van de curator, wat het werk ook weer kleurt. In de recensie van Haagsma (2014) worden twee bezoekers geciteerd: ' Kijk, dit werk liet hij ook zien op tv,' waarna ze beginnen te spreken over Zwagermans persoonlijke leven. Haagsma concludeert dat mensen geen bergen aan informatie meer willen, maar geënthousiasmeerd willen worden door zichzelf te herkennen in 'menselijke dilemma's en persoonlijke passies'. Televisiepersoonlijkheden kunnen hier een sleutelrol vervullen. Als dit is wat het publiek wil, dan had Zwagerman de expositie ‘Rollercoaster’ niet beter kunnen aanpakken. Hij heeft er voor gekozen om 120 bekende Nederlanders erbij te betrekken, die ieder één beeld mochten kiezen. Hierdoor ontstond een stortvloed van beelden, die ons bewust moeten maken van de grote hoeveelheid beelden die we elke dag binnen krijgen. Zwagerman gaat met deze expositie helemaal met de tijd mee: als bezoeker kan je namelijk een app downloaden waar je alle beelden en de bijbehorende deelnemers met hun biografie thuis nog eens rustig kan nalopen. In deze app staat de relatie tussen het beeld en de bekende Nederlander centraal; precies wat het publiek wil.

Een ander voorbeeld vormt de pop-up tentoonstelling van DWDD. Hier zijn Zwagerman en negen andere BN'ers, zoals Jasper Krabbé, Pieter van Vollenhoven en Jan Mulder als curator aangesteld om een tentoonstelling samen te stellen van kunstwerken uit de depots van musea. Iedere BN'er krijgt individueel een museum toegewezen en Zwagerman mag een kijkje nemen in het depot van het niet onbelangrijke Gemeentemuseum in Den Haag. Dit lijkt een win-win situatie voor DWDD, de musea en de BN'ers. Ze maken gebruik van ieders afzonderlijke roem, en brengen op die manier de wereld van het museum met de wereld van de doelgroep die zij ieder aanspreken in contact.

 

Karakteristieken van Zwagerman

Zwagerman heeft in de loop der jaren veel verschillende rollen ingenomen en alle spelen ze mee wanneer je de entertainer-autoriteit Zwagerman probeert te positioneren. Een eenduidig antwoord op de vraag  hoe hij met zijn schrijverschap kunst toegankelijk heeft weten te maken is daarom niet zomaar te geven. Je kan de verschillende rollen benoemen die hieraan bijdragen en de wisselwerkingen die ze aangaan in kaart brengen, maar je kan niet zeggen dat één rol essentieel is of het fundament vormt voor de andere.  Uiteindelijk komt er een lijst uit met karakteristieken van Joost Zwagerman die een rol hebben gespeeld in het toegankelijk maken van kunst. In deze lijst komen onder andere dat een groot deel van het privéleven van Zwagerman openbaar was en dat hij reflecteerde op het schrijverschap. Daarnaast zweefde hij tussen hoge en lage cultuur, schreef hij op een empathische manier en doorbrak hij taboes. Hij liet het publiek geloven in het beeld van de romantische kunstenaar en schrijver en trad daarnaast ook op op televisie. Onder meer hierdoor sprak hij nieuwe doelgroepen aan, maar ook doordat hij cross-overs aanging, bijvoorbeeld door op te treden als curator bij musea. Het meest typerende aan Zwagerman is wellicht hoe hij alles naar zich toe trekt, waardoor het onmogelijk is om niet zijn stem te horen bij het kijken van de serie ‘Mad man’ of bij het bekijken van een schilderij van Picasso uit zijn blauwe periode.

Referenties

Close-up (2015) Architectuur, film, schilderkunst, fotografie, beeldhouwkunst, design en mode.

Dressing, M. (2011). Op lachen staat een verbod. Knack.

DWDD (2015) Pop-up Museum

Haagsma, L. (2014). Metropolis M

Joost Zwagerman was depressief (2012)

Kunstcollege Joost Zwagerman bij DWDD (2012)

Pronk, I. (2005) Joost Zwagerman: Zelfmoord moet moeilijk blijven

Zwagerman, J. (2010). Beeld verplaatst. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Zwagerman, J. (2012). Kennis is geluk. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Zwagerman, J. (2007). Transito. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Zwagerman, J. (2011). Alles is gekleurd. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Zwagerman, J. (2013). Americana. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Zwagerman, J. (2015). De stilte van het licht. Amsterdam: De Arbeiderspers.

van Winkel, C. (2007). De mythe van het kunstenaarschap. Amsterdam: Fonds BKVB.