Naar een scherpere profilering van de Geesteswetenschappen

8 minutes to read
Column
Odile Heynders
23/04/2018

Ter gelegenheid van de publicatie van Language, Literature and the Construction of a Dutch National Identity (1780-1830) onder redactie van Rick Honings, Ton van Kalmthout en Gijsbert Rutten, organiseerde de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een themamiddag in de Leidse Universiteitsbibliotheek. Daarin werden de vragen gesteld welke belangen de geesteswetenschappen vandaag dienen en of er nog een brede maatschappelijke functie is. Het woord ‘crisis’ werd op deze middag nogal eens in de mond genomen, en ook werd geklaagd over de verengelsing van het onderwijs op de universiteit. Odile Heynders was in haar bijdrage aan de discussie positiever over de stand van de geesteswetenschappen: zij bewegen mee met de veranderende digitaliserende samenleving en worden meer multidisciplinair.

Wat doen de geesteswetenschappen?

In The Value of the Humanities (2013) ontrafelt Helen Small, Professor of English aan Oxford University, de argumenten die worden ingezet ter verdediging van de geesteswetenschappen. Zij bespreekt vijf redenen die met regelmaat worden genoemd om de publieke waarde van deze wetenschappen te onderschrijven. Ik parafraseer,

  1. De geesteswetenschappen bestuderen de betekenis gevende praktijken van culturen – hoe mensen zich gedragen, samenleven, wat hun codes en conventies zijn, en hoe zij hun leven interpreteren als relevant. Belangrijk is dat het idee van kennis onlosmakelijk verbonden is met subjectiviteit.
  2. De geesteswetenschappen zijn nodig in een samenleving omdat zij ingezet kunnen worden voor het behoud en in herinnering houden van (de tradities in) een cultuur, en ‘skills’ aanleren die helpen bij het herinterpreteren van de cultuur in relatie tot de vragen en interesses uit het heden.
  3. De geesteswetenschappen stimuleren individueel en collectief welbevinden, zij helpen te begrijpen wat welbevinden is en hoe het door de organisatie van een samenleving beïnvloed kan worden.
  4. De geesteswetenschappen zijn belangrijk omdat zij democratie bevorderen.
  5. De geesteswetenschappen hebben een intrinsieke waarde en belang, die, zo voeg ik toe aan Smalls betoog, vooral te maken hebben met het overbrengen van sensitieve denkbeelden en kritische ideeën die we vinden in verhalen en teksten in een bepaalde cultuur.

De meeste van deze argumenten of variaties daarop werden al onder woorden gebracht in de 19e eeuw, behalve het ‘democracy needs us’ argument dat meer recentelijk werd geponeerd door Martha Nussbaum in haar essay Not for Profit, Why Democracy needs the Humanities (2010). Nussbaums argument is pregnanter geworden omdat we leven in tijd waarin ‘technologies disrupt the truth’ zoals Katherine Viner, chief-editor van The Guardian, schreef. Hiermee raken we aan een van de belangrijkste veranderingen die zich in de afgelopen drie decennia heeft voorgedaan in de Westerse cultuur: de digitalisering. Dit fenomeen heeft belangrijke consequenties voor zowel de objecten van onderzoek en onderwijs, als de methoden en benaderingen binnen de geesteswetenschappen.

Digitalisering en globalisering vragen om multidisciplinariteit, om openheid en een kritische houding

De argumenten pro de geesteswetenschappen worden breed gedeeld in de Nederlandse samenleving. Toch stel ik ook vast dat we  moeite hebben studenten aan te trekken, dat het niet goed lukt financiering te vinden voor grote en diverse onderzoekprojecten, en dat het ‘exacte wetenschappelijk’ -discours aan de ene en het ‘toegepaste technische wetenschap’ -discours aan de andere kant dominant zijn. Ze maken onze positie onduidelijk of marginaliseren haar zelfs.

Daarbij komt dat sinds dit jaar NWO de geesteswetenschappen en de sociale wetenschappen heeft ondergebracht in een groot domein. Dat betekent dat er een enorm veld is ontstaan waarin een veelheid aan disciplines als economie en bedrijfskunde, sociale wetenschappen, recht en bestuur, filosofie en religie, letterkunde en cultuur, taalwetenschappen, historische wetenschappen, etc. met elkaar moet samenwerken. De vraag is nu: hoe blijven de geesteswetenschappen zichtbaar en hoe houden we eigenheid in de verscheidenheid. Ik zal deze vraag beantwoorden, door hem vanuit drie verschillen perspectieven te benaderen die samenhangen met mijn rollen als onderzoeker, docent en bestuurder.

Onderzoek: toenemende multidisciplinariteit door digitalisering

In een fascinerende interviewreeks te zien op YouTube, ‘The Humanities in Europe Interview Series’, gemaakt door Rosi Braidotti (UU) in samenwerking met een Europees netwerk van Humanities instituten, wordt een aantal prominente geesteswetenschappers gevraagd naar hun achtergrond en hun positie in het veld. Uit gesprekken met Frans de Waal, Saskia Sassen, Tarig Modood, Iris van der Tuin en anderen wordt duidelijk dat al deze academici werken op multidisciplinaire projecten, terwijl zij hun opleiding begonnen in min of meer afgebakende disciplines als sociologie, filosofie, biologie of filologie. We kunnen hieruit opmaken dat carrières van onderzoekers steeds breder worden.

Mijn eigen ontwikkeling als literatuurwetenschapper vertoont eenzelfde patroon: van Nederlandse letterkunde tijdens mijn studie, naar post-structuralisme in mijn dissertatie-project, naar tegenwoordig onderzoek over de publieke ruimte en de positie van intellectuelen daarin, dat ik zou karakteriseren als een verbinding van media studies, intellectuele geschiedenis, politiek, retorica, en cultuurstudies.

De multidisciplinariteit hangt samen met nieuwe vragen die de laatste decennia zijn opgekomen. Ik verwijs naar de ontwikkelingen van digitalisering en de daarmee samenhangende globalisering, die ertoe geleid hebben dat onderzoek naar betekenis van culturele praktijken, naar tradities en archivering, naar het behoud van culturele objecten, en naar een kritische verhouding tot verhalen en teksten anders uitgevoerd wordt en ook andere antwoorden oplevert.

Een voorbeeld: waar ik vroeger onderzoek kon uitvoeren naar de inhoud van een bepaalde dichtbundel als tekst, kom ik nu bijna ook onmiddellijk in aanraking met publiek (op blogs van lezers) en met de auteur (op zelfpromotie sites of op sites van fans). Het autonomie-begrip dat ik hanteerde bij mijn promotieonderzoek, vind ik volledig achterhaald in deze tijd van correlatie en contingentie. Het is een simpel voorbeeld om te laten zien dat het geesteswetenschappelijke object van onderzoek dankzij de digitalisering veel groter wordt. Literatuur functioneert in een ruimte die dankzij de digitalisering makkelijker te onderzoeken en doorzoeken is, maar ook beweeglijker en veranderlijker wordt.

Onderwijs: andere studenten en andere colleges

Ditzelfde geldt voor onderwijs. Dertig jaar geleden gaf ik disciplinaire colleges over literatuurgeschiedenis of de interpretatie van teksten, nu geef ik college over ‘transformaties van de publieke sfeer’ en over ‘stedelijke ruimte en stemmen’. Ook hier een grotere multidisciplinariteit, vooral ingezet door de digitalisering en globalisering die andere vragen opdringen, andere data om te bespreken en analyseren aanvoeren, en ook een andere didactische praktijk oplevert. YouTube-filmpjes, interviews, films enzovoort kunnen in de colleges worden ingezet en maken interactieve discussie veel uitdagender. In mijn eigen departement Cultuur Studies aan de Universiteit van Tilburg hebben we bovendien een digitaal platform gecreëerd, Diggit Magazine.com, waarop onze studenten en wetenschappers kunnen publiceren, discussiëren, en ook een groter publiek buiten de academie kunnen bereiken. Dat is een heel nieuw (en uitermate inspirerend) onderwijsmiddel.

We moeten het voortgezet onderwijs stimuleren de strakke onderwijsprofielen open te breken.

Maar ik zie in de onderwijscontext ook een probleem: wie is mijn student en wat is haar achtergrond en kennisniveau? Deze kwestie heeft niet te maken met het grote aantal internationale studenten, zoals men wellicht zou verwachten, maar veeleer met Nederlandse studenten die niet altijd even belezen zijn. Verschillende van hen beleven weinig plezier aan de verwijzing naar de culturele traditie van Nederland (of Europa). Hier zie ik een paradox: de Nederlandse studenten zijn niet voorbereid op de interdisciplinaire aanpak van mijn cultuurstudies-onderwijs, omdat zij nauwelijks een cultureel repertoire hebben en vaak geen geesteswetenschappelijke disciplines herkennen. Dit geldt veel minder voor de studenten uit het buitenland (ik denk aan de studenten uit Frankrijk, Engeland, Polen, Brazilië, Duitsland in mijn recente colleges), die vaak een gedegener culturele kennis hebben.

Dit is zeker geen klacht over ‘vroeger was het beter’, maar ik vind het wel een verontrustend fenomeen dat universitaire studenten of leerlingen in het voortgezet onderwijs zo weinig weten van en plezier beleven aan het vergaren van culturele kennis (boeken, films, beeldende kunst). Het natuur- en techniek profiel is op school dominant geworden, het kunst- en cultuurprofiel is een minder vaak gekozen pakket. Ik zou erg graag een vermenging van disciplines zien, ook in het voortgezet onderwijs. Wat mij betreft moeten we het voortgezet onderwijs stimuleren de strakke onderwijsprofielen open te breken.

Bestuur: andere financieringsstructuren

Sinds een drietal maanden mag ik deel uitmaken van het domeinbestuur SGW van NWO. In dat bestuur hebben tien wetenschappers een adviserende taak met betrekking tot onderzoeksfinanciering en -strategie. Als gezegd, sinds dit jaar zijn geesteswetenschappen en sociale wetenschappen samengebracht in een cohort, in de overtuiging dat hun kern bestaat uit het ‘vermogen complexe individuele, sociale, culturele en economische vraagstukken te begrijpen en daarop te reageren’. Ik citeer uit de NWO-strategie 2019-2022 (2018, p. 93). Het voelt als vanzelfsprekend om verbonden te zijn met de sociale wetenschappen uitgaande van onze focus op menselijk gedrag en denken, hoewel de diversiteit van methoden en technieken een terugkerend discussiepunt zal zijn.

De geesteswetenschappen hebben bij uitstek een publieke waarde 

Een ander complex punt met betrekking tot het samen opgaan van sociale en geesteswetenschappelijke disciplines is de nieuwe financiering-stroom die mogelijk wordt door de Nationale wetenschapsagenda (NWA) – het kabinet Rutte III maakt daar 70 miljoen voor vrij in de komende jaren. De basis van de NWA wordt gevormd door vragen van Nederlandse burgers aan de wetenschap. De NWA ‘beoogt bruggen te slaan tussen uiteenlopende wetenschappelijke, innovatie- en beleidsagenda's en samenwerking te bevorderen tussen de diverse spelers over de gehele keten van onderzoek en innovatie’ (NWO Strategie p. 57).

Het gaat hierbij om het samenstellen van consortia, dat is: verschillende groepen wetenschappers en maatschappelijke stakeholders, die zich richten op ‘maatschappelijke doorbraken’. In dat NWA-programma zijn twee specifieke geesteswetenschappelijke ‘routes’: ‘Kunst: onderzoek en innovatie in de 21ste eeuw’, en ‘Levend verleden’. Maar er zijn ook thema’s die breder zijn en om een geesteswetenschappelijke bijdrage vragen: ‘Op weg naar veerkrachtige samenlevingen’ en ‘Tussen conflict en coöperatie’. Ik denk dat wij actief moeten deelnemen aan de discussie over deze thema’s en het initiëren van nieuwe projecten.

Is er een grens aan de multidisciplinariteit van de geesteswetenschappen?

Ik kom terug bij de vraag die ik aan het begin stelde. Eigenheid in verscheidenheid – is er een grens aan de multidisciplinariteit van de geesteswetenschappen? Mijn antwoord is neen; ik denk dat we moeten meebewegen met de fundamentele transformaties van het wetenschappelijke veld en van onze maatschappij als gevolg van de digitalisering. Digitalisering en globalisering vragen om multidisciplinariteit, om openheid en een kritische houding, en leveren voortdurend nieuwe vragen aan over de online gemeenschap waarvan wij deel uitmaken. Wij moeten bereid zijn die vragen op te nemen en beantwoorden, juist ook omdat wij een perspectief hebben op het verleden, op offline tradities, en op singuliere opvattingen van kunstenaars als kritische denkers.

Dé grote maatschappelijke issues van dit moment zijn energie, cybersecurity / privacy, gezondheid en welbevinden, integratie, robotica / AI, nationale identiteit. De geesteswetenschappen kunnen een inhoudelijke inbreng hebben ten aanzien van al deze thema’s, maar het zal ons wel moeite kosten maatschappelijke partijen als ‘matching (dus financiën meebrengende) partners’ te interesseren. Ik denk dat we ons in ieder geval zichtbaar moeten maken en laten zien dat het maatschappelijke debat iets heeft aan onze kritische, tekst-analytische en retorische skills, aan onze heuristische theorievorming, en ons historische, culturele en ethische perspectief.

Ik denk, en daarmee keer ik terug naar Helen Small, dat de geesteswetenschappen bij uitstek een publieke waarde hebben, dat wil zeggen bijdragen kunnen leveren aan het publieke domein. Dat impliceert: publiek debat, informerende media, een heldere rechtstaat, zichtbare relaties tot het verleden (musea), en duidelijke afspraken over mogelijkheden, beperkingen en consequenties van een digitale samenleving. De geesteswetenschappen waarborgen de reflectie op en praktijk van goed burgerschap.

Referenties

Martha Nussbaum (2010), Why Democracy Needs The Humanities, Princeton: PUP

Helen Small (2013), The Value of the Humanities, Oxford: OUP.

Verbinden van wetenschap en samenleving, NWO-strategie 2019-2022